Roman over kunstenares Bep Rietveld
Soms mocht ze hem helpen: een strookje papier vasthouden waar hij lijm op smeerde of zijn penselen uitspoelen in de gootsteen. Dan roerde ze in de kleurige stroompjes water tot ze wegkolkten door de afvoer. Als ze niet meer kon helpen, ging ze zelf ook tekenen, op een randje van de krant of de achterkant van een envelop. Ze wilde net zo’n tovenaar worden als vader. In de werkplaats, waar het zo lekker naar hout rook, kon vader ook toveren. Op een dag maakte hij een leunstoel, niet met gedraaide poten en ronde knoppen maar een stoel van rechte planken en balkjes. ‘Weet je, Beppie,’ zei hij. ‘Het is veel werk om een gewone leunstoel te maken. We moeten het hout zagen, schaven, buigen en de krullen en versieringen uitsteken. Dat kost allemaal tijd en daarom moet er veel geld betaald worden voor zo’n stoel. Als je een stoel maakt van rechte planken en latten, zonder versieringen, is hij sneller klaar. Dan maken we tien stoelen in een week in plaats van een. Dan worden ze goedkoper en dan kunnen ook arme mensen zo’n stoel kopen.’ Ze vond het goed bedacht en de stoel was grappig. Je kon er aan alle kanten doorheen kijken. Vader liet er een foto van maken. Hij zette de stoel voor de werkplaats op straat en toen de fotograaf kwam, ging hij in de stoel zitten, Gerard en de andere twee knechten erachter. De buurt stond er schaterend omheen, een paar mensen tikten op hun voorhoofd. Het was net als op school met haar jurk. Niemand zag hoe mooi de stoel was en hoe knap dat vader iets had gemaakt wat nog nooit iemand had gezien. Welke vader kon dat?
Op school tekende ze een poppetje met rechthoekige ogen en mond, precies zoals ze in een tijdschrift van vader had gezien. De haren tekende ze als vakjes, drie naast elkaar. ‘Wat doe jij nou?’ De juffrouw stond naast haar bank. ‘Ik teken een poppetje.’ ‘Wat ben je toch een raar kind, Beppie Rietveld. Heb je ooit weleens iemand met vierkante ogen gezien?’ ‘Ze zijn niet vierkant, ze zijn…’ ‘Onzin, dit lijkt nergens op.’ ‘Ik vind het mooi.’ De juffrouw pakte het papier, maar Beppie hield het vast. ‘Wat krijgen we nou? Weet jij het beter?’ De juffrouw trok het papier los en draaide het om. ‘Begin maar opnieuw. Ik had gezegd dat jullie een huisje moesten tekenen.’ Ze vertelde het ’s avonds aan vader, toen moeder in de keuken met de pannen rammelde. ‘Jouw juffrouw moet eens naar het werk van Bart van der Leck kijken,’ zei vader. ‘Dat is een kunstenaar die ook met vakjes tekent. Dat is knap want met een paar lijntjes laat hij een mens zien. En hij gebruikt maar drie kleuren, dat is ook bijzonder.’ Hij pakte een paar krijtjes. ‘Je hebt drie kleuren: rood, blauw en geel. Alle andere kleuren bestaan uit mengsels daarvan. Kleur maar een stukje blauw en ga er dan overheen met geel. Wat krijg je dan?’ ‘Groen!’ ontdekte ze. ‘En rood en blauw?’ ‘Paars.’ ‘Precies. Met die drie kleuren kun je alles maken. Het zijn de hoofdkleuren.’ Ze knoopte het in haar oren. Met drie kleuren kon je alles maken wat je wilde.
Tineke Hendriks Waar kleur is, is leven
Uitgeverij Orlando 288 p. (€23,99)
9789083375779 www.uitgeverijorlando.nl