Slagschaduw

Claire zei: ‘Mijn zus is zwanger. Ik word tante en jij nonkel!’ Voor haar doen klonk ze uitzonderlijk uitgelaten. Ik voelde hoe ze wachtte. Ik keek niet naar haar op. Ik zag haar buik welven bij elke inademing. Ik zag haar laarzen die ze nooit mocht uitdoen. Ik dacht, ik moet iets denken. Ik wist niet wat.
‘Geweldig’, hoorde ik mezelf zeggen. Ik kon even niet op de naam van de vriend van haar zus komen. Ze
woonden in Luxemburg, dat wist ik wel. Anderhalf jaar geleden waren ze getrouwd, toen was ik nog niet
in beeld. Ze hadden elkaar slechts negen maanden eerder leren kennen, op een personeelsfeest. Claire sprak altijd met opgewektheid over die snelle gang van zaken. Hoe hoopvol dat toch was. Mijn wang tegen haar borst. Hier blijven. Niet meer spreken, niet meer opstaan, nooit meer naar de redactie moeten. Hier liggen. Boetseren en hier liggen. Maar ik hoorde haar zeggen: ‘Xavier wil het liefst een jongen, voor Diane is het eender.’ Xavier dus. Stilte. Slagregen op het raam.
En dan, uit het niets: ‘Wil je niet weten voor wanneer het is?’
‘Ja,’ zei ik, ‘natuurlijk.’ Ik had niet veel met kinderen. Waarom zou je de wereld aan iemand cadeau doen als je wist dat daar naast een paar kruimels schoonheid ook stapels verdriet op je konden wachten? Dat moest toch de kernvraag zijn. Maar in mijn omgeving zag ik vooral mensen die zichzelf een kind cadeau deden. Om hun eigen verdriet te bekampen allicht, als je zag hoeveel moeite ze zich getroostten. Maar ik deed mijn best om gepast te reageren. Soms lukte dat. ‘Voor wanneer is ze uitgerekend?’ Ik wist dat dat de juiste formule was. Wanneer is ze uitgerekend. Als ik heel lief wou zijn, had ik kunnen zeggen: wanneer verwachten ze hun kindje? Maar nu moest dat uitgerekend volstaan.
‘Eind augustus’, zei Claire, meer feitelijk dan heugelijk.
Haar stem was een echo van het enthousiasme van zo-even. Nu al. Ze had dwars door mijn geveinsde belangstelling gekeken. Niet genoeg mijn best gedaan.
Ze had graag haar euforie met mij gedeeld. Nu dat niet kon, leek die overwoekerd door teleurstelling. Ik wist dat ze me dat kwalijk zou nemen. Ze zei het nog niet, maar ze haalde haar hand uit mijn haar. Haar stille verwijt slingerde over het bed als wier op het strand.
(’s Nachts kan hij niet slapen. Hij mist zijn eigen appartement, dat nu zo ver weg lijkt. Terwijl Claire in een bolletje ligt te slapen, staat hij op. Naakt loopt hij door het appartement. Het lijkt alsof haar voorwerpen hem beschuldigend aankijken, sommige hebben zich al van hem afgekeerd. Op de schouw staat het beeldje dat hij ooit van haar maakte. Het is noch van hem, noch van haar, eerder een soort dubbelspion. Hij staat aan het raam. Een straat links, een straat rechts, voor hem een naamloze vlakte van schots en scheef liggende kasseien, in de verte de Square des Blindés. De regen is opgehouden, de stenen glimmen in het licht van de lantaarns. Het moet al laat zijn, er is geen verkeer. De glimmende kasseien lijken op golfjes, golfjes die je vroeger zag als je met de boot naar Engeland ging. Het huis waar hij staat, is niet langer een hoekpand, maar een oceaanstomer die rustig door de baren klieft. Hij staat aan de boeg en ziet het water. Ik ben een verstekeling, denkt hij, ik werd ontdekt en bovengehaald, nu mag ik nog mee tot de volgende haven.)

David van Reybrouck, Slagschaduw, Meulenhoff, ISBN 9789085420859 (€ 17,95)

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Gerelateerde berichten

Type je zoekwoorden hierboven en druk op Enter om te zoeken. Druk ESC om te annuleren.

Terug naar boven