De boeken van Nobelprijswinnaar J.M. Coetzee kun je gerust een ode aan het schrijven noemen. Hij laat zien hoe krachtig het instrument van de taal is. Zijn korte en directe zinnen overtuigen telkens weer. Met De Pool is dat niet anders. Hij schreef een bij vlagen erg humoristisch muziekverhaal over een Spaanse vrouw en een mysterieuze pianist. Je krijgt geen hoogte van hun relatie. En juist daarin zit de aantrekkingskracht van het boek.
Door Hugo Jager
Altijd als ik de vierde prelude in e-mineur van Chopin hoor, lijkt de tijd stil te staan. De dalende melodielijn geeft een melancholisch rustpunt, de weg naar het eindakkoord voldoening. Alsof Chopin wijst op de zonnestraal die onder een grauwe wolkenmassa opdoemt. Het is zonder twijfel de heilzame werking van muziek.
Als iemand daar ook in gelooft, dan is het wel de bijna vijftigjarige hoofdpersoon Beatriz. Zij gaat zelfs nog een stapje verder en vergelijkt muziek met liefde: iedereen die zich ermee omringt zal een beter mens worden. In de Sala Mompou in Barcelona organiseert zij daarom samen met andere vrijwilligers een concertserie waarin belangrijke musici te gast zijn.
De bries van Chopin
De pianist Witold Walczykiewicz mag je daar gerust toe rekenen. Hij is op uitnodiging naar de Sala Mompou gekomen om Haydn, Lutosławski en Chopin te spelen. Beatriz lijkt onder de indruk van de Poolse verschijning. ‘Gebogen over het klavier lijkt hij net een reusachtige spin. Moeilijk voorstelbaar dat zulke enorme handen iets lieflijks en zachts aan een klavier ontlokken. Toch doen ze dat.’
Desondanks weet de uitvoering van de preludes van Chopin haar niet te bekoren. De muziek zou haar mee moeten voeren ‘naar de salon van een groot oud landhuis op de verre Poolse vlakte, waar een lange zomerdag ten einde loopt, een briesje de gordijnen beroert en een zweem van rozen naar binnen waait’. Maar daarin voorziet de Poolse pianist niet. Legt Beatriz de lat veel te hoog? Welnee, de Chileense pianist Claudio Arrau kan het wel, zegt ze: ‘Via Arrau spreekt Chopin mijn hart aan.’ Stiekem begrijp ik dat wel. Luister naar zijn trage uitvoeringen van de preludes en je bedenkt je al snel dat het in emotioneel opzicht niet beter kan.
Aantrekking en afstoting
Waar Witold bij een etentje na zijn uitvoering als een blok valt voor de 20 jaar jongere Beatriz, is het beeld dat zij van de Pool heeft dus al vanaf de eerste indruk niet eenduidig. Coetzee stelt dit met humor aan de orde. Zo laat hij Beatriz positieve eigenschappen van de Pool opsommen. Zijn aandacht, de ernst waarmee hij naar haar luistert en het taalgevoel. Maar dan zijn daar ineens die laatste zinnen: ‘Wat kan haar niet aan hem bekoren? Een aantal dingen. Vooral zijn kunstgebit: te glanzend, te wit, te nep.’ Zowel de aantrekking als de afstoting die zij voor de Poole pianist voelt, loopt als rode draad door het boek. Als lezer blijf je benieuwd naar het antwoord op de vraag: wat zoeken zij in elkaar?
Coetzee zou Coetzee niet zijn als dit subtiel en fantastisch proza te veel ontvouwd wordt. Hij haalt Dante en diens muze Beatrice erbij. En hij laat niet toevallig Mallorca een rol spelen. Het is de plek waar Chopin zijn preludes componeerde en samen met zijn geliefde George Sand verbleef. Zijn zinnen zijn kort, maar steeds vol kracht en schoonheid. Daarbij hoort ook een compliment aan de vertaler Peter Bergsma.
Al met al leest de roman erg luchtig, waardoor de gelaagdheid nergens gekunsteld overkomt. Tegelijkertijd schuwt de auteur ongemakkelijke tegenstellingen tussen de personages niet. Dat levert een interessant inkijkje in de menselijke psyche. Precies zoals we dat van Coetzee gewend zijn.
Tip: Luisteren op Spotify Hoofdpersoon Beatriz heeft groot gelijk als ze Claudio Arrau een groot Chopinvertolker noemt. Waar te beginnen om je te overtuigen? Bijvoorbeeld bij de Nocturnes (Philips, 1978). Let op hoe Arrau in deze nachtstukken hier en daar de muziek stillegt. Alsof hij de noten de kans wil geven uit te klinken, om zo de luisteraar te overtuigen van de dichterlijke kracht van Chopin. Wil je dat de muziek vloeiender doorklinkt? Probeer dan Arthur Rubinstein (RCA, 1965). Bij hem meer aandacht voor fijnzinnige en vloeiende stijl van lange frasen. De Portugese pianiste Maria João Pires sluit daar goed bij aan. Zij laat in haar opname (DGG, 1995) de nocturnes bruisen als stukken vol passie. Ook in de preludes is Arrau (Philips, 1973) een goed vertrekpunt. Hij maakt er poëtische miniaturen van. Heel anders is Martha Argerich (DGG, 1977). Zij imponeert de luisteraar en speelt ze alsof haar leven ervan afhangt. Weer een wereld van verschil is Grigory Sokolov (DGG, 2008). Bij hem vooral een roekeloze en vrije kijk op de preludes. Wil je iets anders dan pianosolo? Luister dan naar de beide pianoconcerten van Chopin. Arrau nam ze in Londen op met de Israëlische dirigent Eliahu Inbal (Philips, 1970) en dat zijn prachtige uitvoeringen. Heel anders is de Amerikaan Emanuel Ax. Hij speelt de concerten (Sony, 1998) op fortepiano. Het geluid van de Érard uit 1851 is heerlijk direct. Ook Dang Thai Son (Narodowy Inst. FC, 2005/06) en Nelson Goerner (Narodowy Inst. FC, 2008) maken in de werken voor piano en orkest gebruik van een Érard. Zij worden begeleid door ons eigen Orkest van de Achttiende Eeuw onder Frans Brüggen. Wil je toch liever moderne instrumenten? Luister dan weer naar Martha Argerich (EMI, 1998), wat een passie! Ook de opname van de Pool Krystian Zimerman is bijzonder (DGG, 1999). Hij verzamelde musici die zich helemaal in zijn eigenzinnige aanpak konden vinden. Met zijn grijze lokken, baard en Poolse achtergrond zou het me niet verbazen als Coetzee hem voor ogen had toen hij het karakter Witold Walczykiewicz creëerde. Al heeft hij geen lubberende hals en klinkt zijn Chopin vast een stuk beter.
J.M. Coetzee, De Pool, vertaling: Peter Bergsma, Uitgeverij Cossee, 153 pagina’s (€ 22,99)
Deze recensie verscheen eerder in de Boekenkrant, editie april 2023.
Benieuwd geworden? Bestel dit boek bij uw lokale Boekenkrant-boekhandel. Kijk hier voor een overzicht.