De poëzie biedt een alternatief perspectief aan onze reeds gevestigde gedachtes en helpt ons om de chaos in de wereld en elkaar beter te begrijpen. In deze column bespreekt dichter Jeroen van Wijk zijn favoriete gedichten. Dit keer: ‘Maar ik’ van Anton de Kom (1898-1945).
Door Jeroen van Wijk
Het gedicht ‘Maar ik’ van de antikoloniale schrijver Anton de Kom toont in weinig woorden en op beeldende wijze hoe de ongelijkheid in Suriname zowel voor als na de afschaffing van de slavernij in stand gehouden werd. Het eerste octaaf (strofe van acht regels) begint met een opsomming over de rijkdom die de witte Nederlander in zijn bezit heeft. Het ritme start vlot met alliteraties en assonanties die in korte klanken het tempo doen versnellen. Vervolgens vertraagt het tempo door de opeenvolgende langere klanken, zoals die van ‘schoon’ en ‘blozende’. De laatste regel doet blijken dat de verteller niet bij deze groep hoort. Het volgende octaaf richt zich juist op datgeen waar de uitgebuite arbeiders of tot slaaf gemaakten mee te maken hebben, namelijk het verrichten van arbeid waar het eigendom van de eerste strofe mee gefinancierd wordt. Zo concludeert de tweede strofe dat de verteller ‘noch huis noch stee’ bezit. De laatste strofe van drie regels (een terzet) benadrukt op een
multi-interpretabele manier de relatie tussen de rijkdom van de eerste strofe met de arbeid van de tweede strofe. Zo kunnen de miljoenen in rubbers zowel als geld of als aantallen gezien worden en draaien de machines dankzij de olie van de rubberbomen. Echter, wanneer je deze strofe
als reactie ziet op de tweede strofe, dan is het woordje ‘jouw’ van dubbele betekenis. Los van de plantenolie kan het ook gaan om de mensen (machines) wiens zweet (olie) de productie draaiende houdt. Zo bekritiseert dit gedicht de scheve verhoudingen van zowel de koloniale onderdrukking als die van de neokoloniale tijd die hierop volgde. Een tijd waarin ‘vrije’ arbeiders nog steeds in erbarmelijke omstandigheden moesten werken.
Maar ik
Gij bakra (blanke) bezit een huis
Een paleis gelijk
Gebeeldhouwde deur
Schoon als blozende wangen
Van marmer zijn de gangen
Bloeiende haag
En een zeiljacht aan de kaag
Maar ik, maar ik
Onmetelijk zijn de rietvelden
Duizenden akkers
met mais beplant
Hevea, koffie en katoen
renderende rumbranderijen
Berooide pachters op je land
Stallen van stamboekvee
Maar ik, heb noch huis noch stee
Miljoenen in rubbers
Machines draaien
door jouw olie
Anton de Kom, ‘Maar ik’, uit: Vandaag vrij, altijd vrij, Uitgeverij Atlas Contact, 62 pagina’s (€ 21,99)