Verbond tussen kunst en wetenschap
Terwijl in zijn tijd de botanische tekening in opkomst was, hield Charles Darwin vast aan zijn voorkeur voor houtsnedes om de technische kant van zijn onderzoek naar bloemen en planten te verduidelijken. In Planten en Darwin wordt zijn werk voor het eerst geïllustreerd met, deels onbekend, werk van tijdgenoten die van het tekenen en schilderen van botanische onderwerpen een ware kunst maakten.
Door LILIANE WAANDERS
Een beetje misleidend is de ondertitel wel, want Planten en Darwin: de visie van Charles Darwin op de evolutie van planten van James T. Costa en Bobbi Angell is geen gedegen studie over Darwins ideeën over het evolueren van planten. In Planten en Darwin combineren de schrijvers/samenstellers twee vormen van vroeg plantkundig onderzoek: de geschriften van Darwin en de botanische tekeningen van zijn tijdgenoten. Daarbij was niet het werk van Darwin, maar de collectie tekeningen van de Oak Spring Garden Library het vertrekpunt.
Voor Darwin was botanie geen hoofdzaak: na het verschijnen van Het ontstaan van soorten in 1859 legde Darwin zich toe op plantkunde om dat wat hij over dieren ontdekt had nog beter te kunnen onderbouwen. Desondanks publiceerde hij zes boeken en 75 artikelen waarin hij zijn conclusies vastlegde: titels die aantonen dat hij ook op dit onderdeel van de biologie tot belangwekkende resultaten kwam. Voor Planten en Darwin selecteerden Costa en Angell wat Darwin over 45 soorten schreef – een representatieve selectie uit zijn zes boeken, voorzagen die fragmenten van hedendaags commentaar en kozen uit de collectie prachtig beeld dat staat voor de ontwikkeling van de botanische tekening. Wat Costa en Angell beogen – en waar zij ook in slagen is: laten zien hoe in Darwins tijd wetenschap en kunst elkaar beïnvloeden en samen bijdroegen aan nieuwe inzichten. Dat de tekeningen gezien worden als meer dan alleen een fraaie illustratie, maar ook als een middel om de kennis over de evolutionaire geschiedenis van bloemen en planten te vergroten. Een intentie die duidelijker tot uitdrukking komt in de oorspronkelijke titel van het boek: Darwin and the Art of Botany: Observations on the Curious World of Plants. Daarbij gaan Costa en Angell allerminst voorbij aan Darwins betekenis voor de botanie. In een relatief korte inleiding beschrijft Costa de manier waarop Darwin te werk ging en de relevantie van zijn keuzes. Ook vat hij de kern van de zes boeken die Darwin schreef over orchideeën, kruisbestuiving en zelfbevruchting, klimplanten, vleesetende planten en plantbeweging adequaat samen.
Planten en Darwin is rijk geïllustreerd, maar geen bladerboek. Het verdient het om van Angraecum (komeetorchidee) tot Vitis vinifera (Wijnstok) gelezen te worden. Het laat lezers niet alleen kennismaken met de stijl van Darwins geschriften, het maakt ook duidelijk dat Darwin zijn gezond verstand gebruikte en zonder veel technische hulpmiddelen, maar met veel geduld, bewijzen voor zijn hypotheses verzamelde.
James T. Costa en Bobbi Angell,
Planten en Darwin: de visie van Charles Darwin op de evolutie van planten,
vert. uit het Engels: Jan Wynsen,
Terra, 378 p. (39,99)