‘Nomen est omen I’

Elke maand belicht de dichter Jeroen van Wijk een gedicht uit een recent verschenen bundel. Dit keer: ‘nomen est omen I’ uit Marshmallow van Simone Atangana Bekono.

door JEROEN VAN WIJK

De titel van een gedicht kan meerdere functies hebben. Zo kan de titel het onderwerp van het gedicht introduceren of de setting aangeven. In het gedicht ‘nomen est omen I’ van Simone Atangana Bekono is de titel een Latijnse uitdrukking met de betekenis ‘de naam is een voorteken’, oftewel: de naam die jij krijgt, zegt iets over jouw lot. Daarmee zet de titel meteen al een (deterministische) toon: kunnen we nog wel iets of iemand anders worden als onze toekomst wordt ingevuld door iets dat schijnbaar buiten onze macht ligt? Wat opvalt is dat er geen hoofdletters of punten in het gedicht worden gebruikt. Dit zorgt ervoor dat je het als lezer zonder geen natuurlijke adempauzes moet doen. Ook maakt de dichter gebruik van overlopende zinnen, zoals: ‘en als wat dan ja wie was/ je wat als ik je langs de weg gevonden had zoals je nu? (…)’. Je kunt de twee zinnen los van elkaar lezen, maar ook als een doorlopende zin. Zo’n afbreking in het midden van een zin wordt ‘enjambement’ genoemd.

Het gedicht lijkt te gaan over een relatie en met name over hoe de een de ander nodig denkt te hebben. Het lyrisch ik omschrijft zichzelf als ‘kapot scharnier’ en ‘knekelhuis’. Tegelijk kan zowel het lyrisch ik als de ander de ‘kreupele hond’ of het ‘uitgewoond beestje’ zijn. Nadat het lyrisch ik de ander een ‘monstertruck’ noemt, draait ze het perspectief om. Zij is nu de ‘monstertruck’ en de ander wordt de ‘messy millenial woman’. Deze omslag zet de voormalige rolverdeling op scherp en impliceert een soort wederkerige en veranderlijke relatie waarin de ene persoon altijd op de ander reageert en onder invloed van de ander is.

Tegen het einde noemt de dichter de ander, of misschien de relatie zelf, ‘mijn verstoorde cyclus’. Een cyclus is iets herhalends en een ‘verstoorde cyclus’ klinkt in de context van dit gedicht als een slecht functionerende knipperlichtrelatie die gedoemd lijkt te zijn om dezelfde fouten te begaan, maar nooit een volledigheid, zoals een vaste cyclus wel doet, kan bereiken. De vraag die in dit gedicht gesteld wordt is of deze fouten onvermijdelijk zijn of dat ze steeds opnieuw gebeuren, omdat het lyrisch ik gelooft dat zij machteloos is.

‘nomen est omen I’


ik weet het niet meer – of je bestond
en als wat dan ja wie was
je wat als ik je langs de weg gevonden had zoals je nu?
een kreupele hond vindt een uitgewoond beestje
en wie was ik dan – of ik dan
ja wat? een kapot scharnier in je deur?
wat als je eenzame bedoelingen had?
een kreupele hond vindt een uitgewoond beestje
en het beestje doet alsof de hond veel kracht heeft
komkom
komkomkom
want ik heb niks
dus je moet komen
ik een knekelhuis
jij een monstertruck was
nee, ik de monstertruck
jij een messy millennial woman was
een poederroze rivier was
een mango met schil en al
een zakelijk contact


mijn kwelgeest was


mijn verstoorde cyclus
een optelsom
gestript toch
mierzoet bot

(Dit gedicht wordt in de bundel gevolgd door ‘nomen est omen II’: ‘ik een hond was / en bitter / en beet’)

Simone Atangano Bekono, Marshmallow, Arbeiderspers,
80 p (€ 18,99)

Berichten gemaakt 5307

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Gerelateerde berichten

Type je zoekwoorden hierboven en druk op Enter om te zoeken. Druk ESC om te annuleren.

Terug naar boven