Boekfragment: Moord en dat soort dingen

In Moord en dat soort dingen raakt Ahmed verzeild in het criminele circuit. Kan hij het aan?

‘Moord! Liquidatie! Misselijkmakende, koelbloedige liquidatie, Achmed. Dat is geen kattenpis, jongen.’ De rechercheur slaat hard met zijn vuist op tafel.
‘Aa-med,’ zeg ik zacht, als ik de zweetdruppels op het voorhoofd van de iets te dikke, pokdalige politieman probeer te tellen. Onbegonnen werk. De natte plekken onder zijn oksels worden groter en lijken langzaam naar elkaar toe te groeien. Het is bloedheet in de verhoorkamer. Ik kan goed tegen de hitte, de rechercheur niet, zo te zien.
‘Wat nou Aa-med?’
‘Aa-med, het is Ahmed, geen Achmed.’
‘Aa-med, Ach-med, één pot nat, wat maakt het uit?’
De politieman loopt naar het raam en friemelt nog maar eens aan de kapotte luxaflex om de zon uit de kamer te weren. De lamellen geven geen krimp. Hij draait zich om. Tegen het felle licht is het gezicht van de man donker. Ik kan zijn ogen nauwelijks onderscheiden. ‘Ik ga water halen,’ zucht hij. ‘Als ik terugkom, vertel je me alles. Ik wil weten waar Leo Meijer is. Wat jullie uitgespookt hebben. Alles. Vroeg of laat pakken we hem toch, weet je. Jij bent minderjarig, ik kan je helpen, maar dan moet je wel praten! Anders laat ik je rotten, dan zoek je het maar uit, hoor je, Achmed … of Aaaaa-med, whatever …’
Het verrast me dat ze Leo’s naam kennen. Dat moet de sportschoolkerel ze verteld hebben.
‘Als Leo niet in het appartement is, weet ik het echt niet, agent. Dat zweer ik,’ roep ik de rechercheur na als die de deur achter zich dichttrekt.
Natuurlijk weet ik het wel. Waar Leo is, of waar de anderen zijn. Ik ga het niet vertellen, ik hou me simpelweg van de domme. Leo is familie en familie verraad je niet. Zo werkt dat. Op je familie kun je onvoorwaardelijk vertrouwen.
Het zal wel weer even duren voor de politieman terugkomt. Isa en haar moeder zijn nog in het vakantiehuisje. Alleen het nulzesnummer van Isa heb ik ze gegeven. Dat nummer heb ik uit mijn hoofd geleerd. Misschien hebben ze haar al gebeld. Het is beter dat ze weten dat ik gepakt ben. Ik kijk in de zon en denk terug aan de dag dat ik in het park kwam. Toen was het ook zo warm, tropisch warm.

Een maand eerder

Een vreemde stad. Een buurtpark als alle andere. Het is avond en het park voelt zwoel na de afgelopen warme zomerdag. Er is nauwelijks wind.
Ik hoor hier niet. Ik ben illegaal en kan nergens heen. Onze verblijfsvergunning is deze keer niet verlengd. Toen ik eergisteren wegliep bij mijn uitgeprocedeerde ouders, dacht ik niet na. Het was in een opwelling. Maar ik ga niet mee met mijn ouders. Niet terug naar dat afschuwelijke land waar ik de wreedste verhalen over gehoord heb.
Jaren geleden zijn we gevlucht. Ik kan het me niet herinneren, ik was nog klein. Te klein om te begrijpen dat we net op tijd vertrokken waren. Alleen mijn vader had voldoende geld om te vluchten. De meesten van de achtergebleven familie van pa en ma zijn vermoord. Dood zijn ze, allemaal morsdood. Vaag herinner ik me de gezichten van mijn grootouders. De bulderlach van mijn opa wanneer hij met mij speelde. Dat is alles. Nee, ik ga niet terug, ik ben Nederlander. Hier ben ik opgegroeid, hier wil ik leven, hier ga ik dood. Maar ik kan nergens heen. Ik ben illegaal. Het spookt al dagen door mijn hoofd: illegaal!

9789044827101-178-0

Boekgegevens

Coen de Kort, Moord en dat soort dingen, Uitgeverij Clavis, 165 pagina’s, ISBN 978 90 448 2710 1 (€14,95)

Dit boekfragment verscheen eerder in de Boekenkrant, editie juli 2016. 

Berichten gemaakt 867

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Gerelateerde berichten

Type je zoekwoorden hierboven en druk op Enter om te zoeken. Druk ESC om te annuleren.

Terug naar boven