Column Lex Jansen: Vrijheid

Kort na de publicatie van zijn dichtbundel De fiets, de vrouw en de liefde zou ik Rodaan Al Galidi opzoeken, om met hem over nieuw werk te spreken. Er stonden immers twee bundels met columns en een roman op stapel.

Rodaan woonde in Zwolle in de negentiende-eeuwse wijk Assendorp, die direct grensde aan de oude binnenstad. Ik tikte op het raam aan de straatkant en werd begroet door een opgetogen Rodaan. ‘Kom binnen!’
De kamer van de Irakese schrijver grensde aan de gang naast de voordeur, en was niet veel groter dan een flink uitgevallen postzegel. Er lag een matje op de grond, met een deken erover. Er stond één klein tafeltje, met een pianokruk ervoor, en naast de wastafel pronkte een luie stoel. Verder was er alleen ruimte aan de muren en op het hout van de deur aan de gangzijde. Overal hingen ‘geeltjes’, met teksten in het Arabisch: boven het bureautje, aan de muur bij de slaapplaats, rond de spiegel van de wastafel en onder de vensterbank.
Rodaan zette me in de luie stoel en verliet de kamer, om even later terug te keren met een pot thee en twee kopjes. Terwijl hij inschonk merkte hij dat de teksten op de muren mij niet waren ontgaan. ‘Dat is mijn roman’, zei Rodaan en hij vertelde vol vuur waar hij over zou schrijven. Zijn verhaal was niet het relaas van zijn vlucht uit Irak, ging niet over de perikelen rondom zijn asielaanvraag, of de moeilijkheden om een eigen plek te vinden. De centrale figuur in zijn boek zou zijn opa zijn, de belangrijkste man in zijn leven die hij nog iedere dag miste. En toch zou het ook over zijn eigen situatie gaan. Dat bleek later wel uit een zin als: ‘Op een gegeven moment kreeg ik het gevoel dat ik geen schaap was. Ik stopte met gras eten, verliet de kudde en ging op zoek naar de weg van mijn leven.’ Wie had kunnen vermoeden dat die weg hem naar Zwolle zou leiden?
Ineens veranderde Rodaan van onderwerp. Hij kon nog niet al te lang over zijn roman spreken. Het land tussen de Eufraat en de Tigris kwam te dichtbij. Hij hield van bloemen, vertelde Rodaan en hij wilde mij de mooiste tuin van de stad laten zien. We stonden op om onze jassen aan te trekken. Enigszins verscholen achter de openstaande deur hing ze daar. Geportretteerd op een levensgrote poster: Mireille Mathieu, de Franse zangeres met haar eeuwig stralende lach en kenmerkende pony, die nauwelijks haar grote ogen vrij liet. ‘Mireille?’ vroeg ik. Rodaan keek me dromerig aan. ‘Ja. We draaiden haar iedere dag. We wisten niet wat ze zong, maar we waren er wel van overtuigd dat ze over vrijheid vertelde. Ik houd van haar.’

Jarenlang was Lex Jansen de uitgever en het gezicht van De Arbeiderspers. Sinds een jaar is hij directeur van het door hem opgerichte Magonia: uitgeverij en centrum voor schrijfbegeleiding.

www.magonia.nl

Deze column verscheen eerder in de Boekenkrant, editie november 2015.

Berichten gemaakt 5312

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Gerelateerde berichten

Type je zoekwoorden hierboven en druk op Enter om te zoeken. Druk ESC om te annuleren.

Terug naar boven