Boekfragment: Mijn zusje en de zee 

In een beeldende, poëtische stijl schetst Di Pietrantonio in Mijn zusje en de zee een prachtig portret van de ambivalente band tussen twee zussen. 

De regenbui barstte los boven het feest zonder door een donderslag te worden aangekondigd; niemand van de genodigden had gezien dat de wolken zich samenpakten boven de donkere beboste heuvels. We zaten aan de lange tafel op het grasveld toen de regen op ons neerplensde. We aten de bekende platte spaghetti uit de Abruzzen, spaghetti alla chitarra, de flessen waren al halfleeg. Midden op het geborduurde tafelkleed stond de lauwerkrans te geuren, die Piero meteen na de foto’s had afgezet. Bij de eerste druppels keek hij naar de lucht en toen naar mij naast hem. Hij had zijn jasje uitgetrokken, zijn stropdas afgedaan, het boordje van zijn overhemd losgeknoopt en zijn mouwen opgerold tot aan de ellebogen: zijn huid blaakte van gezondheid. Hij had weinig geslapen en daardoor ik ook, pas tegen de ochtend waren we ingedommeld. Toen ik wakker werd, wist ik even niet meer wie ik was, van wie ik hield en dat ons een mooie dag te wachten stond. Piero keek me aan, verbaasd over het slechte weer. Een hagelsteentje viel midden in zijn glas wijn. Sommige gasten bleven hun kaken bewegen, twijfelend over wat ze moesten doen. Mijn zusje was al overeind gesprongen, ze verzamelde de ovale schotels met de overgebleven pasta, de broodmandjes, en bracht alles in veiligheid in de keuken op de begane grond. Wij zochten een veilig heenkomen onder een afdak, terwijl Adriana door de wind in en uit bleef rennen. Ze vocht met het noodweer om het eten, ze was niet gewend aan verspilling. Ik had me net naar buiten gebogen om haar de laatste dienbladen uit handen te nemen toen er een stuk dakgoot losliet en op mij terechtkwam. Het bloed stroomde van mijn geraakte jukbeen op mijn borst, vermengde zich met het regenwater. Ik had voor de gelegenheid een witte jurk uitgekozen. Die stond me goed, had Adriana die ochtend gezegd, het was een soort oefening voor de bruidsjurk. Wij waren eerder gekomen om met de voorbereidingen te helpen. Door het raam had ik de lage en geruisloze vlucht van de zwaluwen gezien, zij voelden de regen aankomen. Piero’s moeder verwachtte echter geen regen en had erop gestaan het doctoraalexamen van haar zoon in hun buitenhuis te vieren. Ik heb nog een foto van ons tweeën, waarop we elkaar verliefd aankijken, Piero met de lauwerkrans op zijn hoofd, zijn blik een en al aanbidding. Aan de rand is Adriana te zien, ze wandelde op het laatste moment de foto binnen; het beeld is bewogen, haar haren laten een bruin spoor achter. Ze is nooit discreet geweest, ze bemoeide zich met alles wat mij aanging alsof het ook haar aanging, Piero incluis. Voor haar was hij niet heel anders dan een broer, maar dan een aardige. Mijn zusje lachte onbezorgd naar de camera, onkundig van wat ons boven het hoofd hing. Ik heb de foto meegenomen op deze reis: drie jonge mensen, opgesloten in het binnenvakje van mijn tas. 13 Jaren later kwamen Adriana en ik de jurk weer tegen, tussen de kleding die ik niet meer droeg, op de stof was de bloedvlek nog vaag zichtbaar. ‘Dit was een teken,’ zei ze, terwijl ze de jurk voor mijn neus heen en weer zwaaide. 

Donatella Di Pietrantonio, Mijn zusje en de zee, vertaling Hilda Schraa, Uitgeverij Signatuur, 244 pagina's (€ 21,99) 
Berichten gemaakt 5308

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Gerelateerde berichten

Type je zoekwoorden hierboven en druk op Enter om te zoeken. Druk ESC om te annuleren.

Terug naar boven