Boekfragment: De lucht is van ons allemaal

Kouplan verblijft illegaal in Zweden. Binnenkort mag hij opnieuw asiel aanvragen, hij moet nog een paar dagen uit handen van de politie zien te blijven. Als hij zijn kamer is kwijtgeraakt, zoekt hij een slaapplek in de open lucht. 

‘Het is een zigeuner.’ 
De woorden bereiken Kouplan door een dik filter van droom, wat betekent dat hij op een gegeven moment toch in slaap is gevallen. 
‘Nee joh. Hij is alleen, een Marokkaan.’ 
‘Dat is toch geen Marokkaan’! Hé!’ 
Een zachte schop tegen zijn bovenbeen zorgt ervoor dat Kouplan eindelijk wakker wordt. ‘Hé!’ herhaalt de stem. 
Misschien is het een vrouwenstem, maar dat is niet zeker. Kouplan rolt op zijn zij en probeert zijn stijve nek zo te draaien dat hij haar kan zien. ‘Je moet een eigen plek zoeken. Find other place, you understand?’ 
Hij knikt, al is dat waarschijnlijk niet te zien in het donker. 
‘Sorry,’ zegt hij. ‘Ik dacht dat hier niemand was.’ ‘Hij praat Zweeds.’ 
‘Zeg tegen hem dat dit onze plek is.’ 
‘Ik hoor het,’ zegt Kouplan. 
Hij gaat zitten. Het harde karton heeft zijn lichaam pijnlijk en stijf gemaakt, of het komt door de kou. Zijn ogen kunnen hen algauw onderscheiden in het donker, een dik propje en een superdunne. ‘En als jullie je spullen terugkrijgen?’ zegt hij. ‘Dan slaap ik wel op de grond.’ 
‘Mankeer je iets aan je oren?’ vraagt de dunne. ‘Hoepel op.’ 
Het propje gaat moeizaam op haar hurken zitten, zo dichtbij dat hij haar adem kan ruiken. Al is dat niet zo’n grote prestatie. ‘Ik ken jou niet,’ zegt ze. ‘Hoe heet je en hoe oud ben je?’ 
‘Kouplan,’ antwoordt Kouplan. ‘Vijfentwintig.’ Hij ziet geen reden om tegen haar te liegen. Ze zijn drie mensen die onder een brug moeten slapen. 
‘Wat doe je hier?’ gaat haar verhoor verder. ‘Ik probeer te slapen.’ 
‘Waar heb je afgelopen nacht geslapen en waarom was dat niet goed?’ 
‘In mijn bed. Ik had een… Tot gisteren huurde ik een kamer. Morgen vind ik een nieuwe plek, maar mag ik hier vannacht slapen?’ 
‘Dertig kronen,’ zegt ze. ‘Goedkoper dan de opvang en met veel leukere slapies.’ Ze laat een hese lach horen, die overgaat in een milde hoestbui. De dunne man naast haar hikt mee. ‘Dat krijg je morgen,’ zegt Kouplan. 
‘Dat krijg ik nu.’ 
Kouplan zoekt in zijn zakken en vist een briefje van twintig, een vijfje en een munt van één kroon op. Dat wordt door zijn nieuwe hospita geaccepteerd. Ze pakt het geld en stopt het ergens onder haar trui. ‘Ze noemen me Oma,’ zegt ze. ‘En dit is Will, die is niet goed wijs.’ 
Hij krijgt twee stukken karton, zij pakken de deken. Een stuk karton om je heen slaan is onmogelijk, je ligt als een hamburger in een broodje, zo ongeveer, en je lichaam spant zich in de kou, terwijl je brein om slaap schreeuwt. Morgen moet hij een nieuwe plek zoeken. En een tweedehands slaapzak kopen bij Myrorna, als die hier een winkel hebben. 
De treinen rijden de hele nacht. Na enen om het halfuur, zodat je net de slaap bent binnengegleden als het gedender je wakker maakt en je gaat rillen. Oma en Will lijken er geen last van te hebben. Ze ademen zacht snurkend en draaien zich niet eens om als de treinen komen. In een betonnen nis, in een stad waar je het in juni koud hebt. Hoe ben ik hier terechtgekomen? 
‘Je deed wat je moest doen,’ zegt Nima in zijn hoofd. ‘Zo ben je hier terechtgekomen. Dat maakt je een overlever.’ 

Boekgegevens

Sara Lövestam, Kouplan 3. De lucht is van ons allemaal, Uitgeverij Stortebeeker, 350 pagina’s (€ 18,95)

Dit boekfragment verscheen eerder in de Boekenkrant, editie april 2021.   
Interesse? Bestel dit boek bij uw lokale Boekenkrant-boekhandel. Kijk hier voor een overzicht. 

Berichten gemaakt 5307

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Gerelateerde berichten

Type je zoekwoorden hierboven en druk op Enter om te zoeken. Druk ESC om te annuleren.

Terug naar boven