Boekfragment: Magische lessen

In een onvergetelijk verhaal waarin een eeuwenoude vervloeking wordt teruggeleid naar de bron, vertelt Alice Hoffman het verhaal van Maria Owens, die in Salem wordt beschuldigd van hekserij.  

Ze werd gevonden op een dag in januari in een veld waar de jeneverbessen groeiden, gewikkeld in een blauw dekentje met haar naam zorgvuldig in zijden draad op de rand geborduurd. Er lag dertig centimeter sneeuw, maar de zon was sterk en degene die het kind Maria had genoemd, wie dat ook geweest mocht zijn, had vast en zeker van haar gehouden, want de wol van het dekentje was van opperbeste kwaliteit, zodat ze zeker warm zou blijven. Ze was een rustige baby, maar naarmate de dag vorderde begon ze te huilen, en dat deed ze onophoudelijk en met enorme inspanning, totdat er eindelijk een kraai op haar mandje neerstreek, die met zijn pientere zwarte ogen naar haar tuurde.   

Zo vond de oude vrouw het achtergelaten kind, dat onbevreesd van meet af aan met grote ogen naar een vogel staarde die bijna net zo groot was als zijzelf. Maria was een mooie baby met pikzwart haar en lichtgrijze ogen in een zilverachtige tint die zo ongebruikelijk was dat de oude vrouw zich afvroeg of ze soms een wisselkind was, want op deze plek gebeurden rare dingen en het lot kon een vriend of een vijand zijn. Wisselkind of niet, Hannah Owens nam de baby mee. 

De eerste dagen dat het kind in Hannahs huisje was, sloeg de vasthoudende vogel met zijn vleugels tegen het beslagen vensterglas en deed moeite om te worden binnengelaten. Hij liet zich niet verjagen met emmers vol azijn en water en evenmin met geschreeuw en dreigementen. Zodra het slecht weer werd, streek de kraai neer op de houten stok die naast de met roet bedekte haard was gezet. Daar maakte hij zijn glanzende veren schoon en hield Maria scherp in het oog. 

‘Hij is van jou, neem ik aan,’ had Hannah tegen de baby gezegd nadat er zeven dagen verstreken waren en de kraai niet van zijn plek op het hek rondom de tuin was geweken, zelfs niet om te eten of te drinken. ‘Of misschien ben jij van hem.’ 

Hannah wist heel goed dat je een beschermdier niet kiest; het kiest jou en verbindt zich met je. Hannah zelf had lang geleden een poes in huis genomen die haar overal volgde, een fraaie, marmeladekleurige cyperse kat met een prachtige tekening. Op de dag dat Hannah uit de gevangenis werd vrijgelaten, vond ze de kat vastgespijkerd aan haar huis in het dorp. Dat hadden haar buren gedaan toen ze gevangenzat, en ze hadden haar ook beroofd van de luttele bezittingen die ze had: een veren matras, wat potten en pannen en een ganzenveer. Hannah nam de kat mee naar het bos en begroef hem op het groene, beschutte terrein waar in het voorjaar grasklokjes groeiden en speenkruid door de laatste wintervorst heen glansde, als een tapijt van witte en gele sterren. De schoonheid van die wei herinnerde Hannah aan de reden waarom ze mensen wantrouwde die alleen slechtheid in anderen zagen, maar nooit in zichzelf. De wereld van de natuur was het hart van haar werk; wat in de bossen groeide kon schadelijk of geneeskrachtig zijn en het was haar plicht het verschil te weten. Het maakte deel uit van een oude Noorse traditie, Seidhr, die in oude tijden naar Engeland was gebracht. Dit was groene magie, waarbij de ziel van het individu werd vermengd met de ziel van de aarde. 

Alice Hoffman, Magische lessen, Uitgeverij Orlando, vertaling: Saskia Peterzon-Kotte, 384 pagina's (€ 23,99) 

Dit boekfragment verscheen eerder in de Boekenkrant, editie november 2021.  
Benieuwd geworden? Bestel dit boek bij uw lokale Boekenkrant-boekhandel. Kijk hier voor een overzicht.

Berichten gemaakt 5313

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Gerelateerde berichten

Type je zoekwoorden hierboven en druk op Enter om te zoeken. Druk ESC om te annuleren.

Terug naar boven