Boekfragment: De verwanten

Als William en Luka naar Ieper reizen met een doosje brieven die een frontsoldaat in 1914 aan zijn verloofde schreef, komt de Eerste Wereldoorlog dichterbij dan ze hadden kunnen denken.
Vlak bij Namen, 23 augustus 1914

…Met ieder uur dat verstrijkt, met iedere meter die onder mijn voeten door schiet, naderen wij de strijd.  Soms kun je in de verte de doffe geluiden van de kanonnen horen. Mijn hart is zwaar, zo zwaar dat het me moeite kost de omgeving nog op me in te laten werken. Maar soms zien we dingen die diepe indruk op me maken. Het zijn de tekenen van de oorlog, die steeds meer de atmosfeer om me heen gaan domineren. De dorpen en stadjes die we tegenkomen zijn naargeestig. De mensen die er nog wonen zijn bang. En hoewel mijn kameraden en ik deze arme mensen op geen enkele wijze iets willen aandoen, begrijp ik de angst van de mensen in het dorp waar we vanavond zijn neergestreken. Want zij hebben de oorlog al ondergaan. Nog geen drie dagen geleden hebben onze fronttroepen hier contact gemaakt met de vijand. Hier, tussen hun huizen en tuinen. En overal zie je gevolgen van de gevechten. Kapotgeschoten huizen, hoeves en soms zelfs vernielde kerken. De arbeid van generaties, van eeuwen, in stof en puin veranderd. De velden verwoest, het graan verbrand, de wegen onbegaanbaar. En het meest naargeestig zijn de stromen mensen, mannen en kinderen, grijsaards en oude vrouwtjes, die dakloos over de wegen trekken. Met paard en zwaarbepakte wagens, maar nog vaker lopend langs stoffige paden. Op de vlucht voor hun ellende, op weg naar een onzeker onderdak, op zoek naar eten. Ik bid en hoop dat Duitsland dit lot bespaard mag blijven.

Gisteren kwamen we in een dorp. Het was helemaal verlaten. Aan de kadavers van paarden was te zien dat hier een paar dagen geleden slag was geleverd. Toch leek het dorp niet beschadigd. Er was overal loslopend vee dat men in de haast vergeten was mee te nemen. Een koe loeide erbarmelijk. Een van onze kameraden is een boerenzoon en hij vertelde dat de koe nodig gemolken moest worden. Met een grote groep wisten we de koe te vangen. Iemand vond een zinken emmer en onze boerensoldaat molk de koe met soepele bewegingen. We dronken de warme, vette melk. Het was heerlijk. We lachten en even vergat ik dat het oorlog was. Niet voor lang. Want toen we het dorp uit liepen zagen we dat het dorp toch de nodige schade had opgelopen. We zagen huizen met kapotgeschoten daken, vernielde stallen, en overal lag dood vee. Een hond liep jankend om een boerderij heen, op zoek naar zijn baas. Er hing een weeë ontbindingslucht. Een geit kwam naar ons toe lopen, blijkbaar in de hoop dat iemand zich over haar wilde ontfermen. We vertrokken in marstempo. Niemand lachte nog. Niemand zei zelfs iets.

Ach, liefste, ik hoop niet dat ik je verontrust met deze sombere brief. Al met al is het leven als soldaat nog steeds draaglijk. De kameraadschap is ongelooflijk. Ik heb zelfs een nieuwe vriend opgedaan. Een heel bijzonder mens, ik zal je binnenkort meer over hem schrijven. En dankzij jouw lieve en prachtige geschenk is mijn grootste nood gelenigd. Bid en hoop met mij dat we elkaar nog voor kerst weer mogen omhelzen. Liefste groet voor mijn lieve Sophie

Opmaak 1

Boekgegevens

Guido Bottinga, De verwanten, Uitgeverij Lemniscaat, ISBN 978 90 477 0673 1 (€ 17,95)

Dit boekfragment verscheen eerder in de Boekenkrant, editie augustus 2014

Berichten gemaakt 5312

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Gerelateerde berichten

Type je zoekwoorden hierboven en druk op Enter om te zoeken. Druk ESC om te annuleren.

Terug naar boven