Boekfragment: Jozef en zijn broers

Jozef en zijn broers is avonturenroman, streekroman en liefdesroman in één. De roman omvat de mens en zijn leven in al hun kleinheid en grootsheid, en is tijdloos qua thematiek, stijl, diepgang en ironie.

Maar het geschiedde dat Aser, Zilpa’s zoon, nieuwsgierig ook in zijn misère, een beetje schuin over zijn knieën gluurde en zijn ogen over het land liet gaan. Toen zag hij het in de verte in het licht flitsen als een bliksemschicht, die verdween, maar onmiddellijk daarna weer oplichtte, en toen hij preciezer keek, zag hij twee flitsen of meer, die nu eens alleen dan weer gelijktijdig schitterden, op verschillende plaatsen, maar dicht bij elkaar.
Aser porde zijn volle broer Gad, die naast hem zat, in z’n zij en hij wees met zijn vinger naar het dwaallicht, in de hoop dat zijn broer hem zou helpen het te begrijpen. En terwijl zij het met hun hand boven hun ogen probeerden te doorgronden en in houding en gebaren overleg voerden, wekten ze door hun onrust ook de aandacht van de anderen. Zij die met de rug naar de vlakte zaten, draaiden zich om en keken naar elkaars ogen en volgden elkaars blik tot ze allemaal hun hoofd rechtop hadden en allemaal naar de gestalte keken die kwam aanlopen en waarvan de glinstering uitging.
‘Daar komt een man aan die glinstert,’ zei Juda.
Na een tijdje echter, terwijl ze keken en wachtten tot de gestalte groter was geworden, wierp Dan op: ‘Het is eerder een jongen.’
En op hetzelfde ogenblik werden ze in hun bruine gezichten opeens allemaal zo vaal als Ruben eerder al, en hun harten klopten wild als trommels in de maat, zodat er in die ademloze stilte een gedempt concert en een hol geroffel te horen was. Over de vlakte naderde Jozef, hij kwam recht op hen af. Hij was gekleed in zijn kleurige gewaad en droeg op die sluier zijn krans.
Ze geloofden hun ogen niet. Ze zaten met hun ellebogen op hun knieën, hun duimen in hun wangen en hun vingers voor hun mond en met uitpuilende ogen over hun vuisten te staren naar het oogverblindende dat naderbij kwam. Ze hoopten dat ze droomden en vreesden dat ze droomden. tussen hoop en vrees weigerden sommigen nog de werkelijkheid te aanvaarden toen die naderbij kwam en hen al van dichtbij toelachte, zodat er geen twijfel meer mogelijk was.
‘Ja, ja, gegroet!’ klonk Jozefs stem en hij trad op hen toe. ‘Vertrouw je ogen maar, mannen! Ik ben op vaders verzoek op Hulda’s rug naar jullie toe gekomen om te kijken of alles in orde is en om…’ Hij stokte bedremmeld. Ze zaten rechtop, zeiden geen woord, bewogen niet en keken strak voor zich uit, een onheilspellend betoverde groep mannen. Terwijl ze daar zo zaten, werden hun gezichten – ofschoon het toch geen zonsopgang of zonsondergang was die hun gezichten had kunnen kleuren – zo rood als de kromme stammen van de bomen achter hen, rood als de woestijn, donkerrood als de ster aan de hemel. Hun ogen leken bloed te willen spuwen. Jozef deed een stap achteruit. Toen weerklonk een dreunend en loeiend stierengebrul van de tweelingen, dat de ingewanden deed schudden. Met een lang aangehouden schreeuw als uit één gekwelde keel, een vertwijfeld juichend ‘ahhh’ van woede, haat en opluchting, sprongen ze alle tien op hetzelfde moment op en stortten zich op hem.

3 Cover Jozef en zijn broers

Boekgegevens

Thomas Mann, Jozef en zijn broers, vertaling: Thijs Pollmann, uitgeverij Wereldbibliotheek, ISBN 978 90 284 2400 5 (€ 125,00)

Dit boekfragment verscheen eerder in de Boekenkrant, editie december 2014.

Berichten gemaakt 5308

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Gerelateerde berichten

Type je zoekwoorden hierboven en druk op Enter om te zoeken. Druk ESC om te annuleren.

Terug naar boven