Boekfragment: De laatste kamers

Een vrouw wordt wakker in een vreemde hotelkamer. Ze weet niet hoe ze daar terecht is gekomen en ziet tot haar schrik dat haar kinderen niet meer bij haar zijn. 

Zodra ze de deur opendeed, hoorde ze verre orgelklanken. Ze herkende de muziek. Een stuk van Händel, Ombra mai fù. De laatste keer dat ze dat had gehoord, was op de begrafenis van haar vader. Ze had de muziek zelf uitgezocht, haar moeder had er de kracht niet voor. 
Waar kwam de muziek nu vandaan? Ze keek om zich heen, zocht met haar blik of ze luidsprekers zag. Het was een lange gang met rijen deuren. Het behang leek nieuw. Het voorbereidende werk was slordig gedaan, je zag de oude naden nog en hier en daar hingen er banen los. Op regelmatige afstand van elkaar waren er lampenkapjes geplaatst, in de vorm van ondiepe schalen. Bovenaan bij het plafond liep een kastanjekleurige houten lijst als een soort versiering. Dezelfde soort lijst kwam onderaan bij de vloer terug.  

De deur kon niet op slot. Ze constateerde dat ze in kamer 314 had gelogeerd. Losse cijfers van messing zaten met piepkleine schroefjes vast. Bij de 4 ontbrak het bovenste schroefje, wat ertoe had geleid dat het cijfer op de kop was gaan hangen. Ze zette hem weer rechtop, maar zodra ze haar vinger weghaalde, gleed hij terug.  

Ze begon te lopen. De muziek werd harder. Onwillekeurig werden haar passen langzaam, ze werden als het ware gestuurd door de klanken, als bij een processie. Steeds duidelijker kon ze de ingetrokken geur van eten en sigaren ruiken. Die zat in de muren en in de vloerbedekking, die dik was en een patroon had in een wirwar van doffe kleuren.  

De gang maakte een bocht. Tegen het plafond brandde een lichtgroen bord met een pijl die naar links wees. Zodra ze de hoek om was, ontdekte ze waar de muziek vandaan kwam. Achteraan in de gang stond een orgel. Er zat iemand op het orgelbankje. Een gebogen en gekromde figuur. Een man? Ze versnelde haar pas.  
‘Hé!’ riep ze lang voordat ze er was. ‘Hallo!’  
De gestalte reageerde niet.  
‘Pardon. Ik ben op zoek naar twee kinderen.’ 
De muziek stopte abrupt. Ze bleef staan en bracht haar handen naar haar gezicht. De stilte echode en schitterde.  

‘Pardon,’ zei ze opnieuw. Harder ditmaal. Daarna stak ze haar hand uit om de man aan te raken, om zijn schouder vast te pakken en hem door elkaar te schudden. Toen zag ze dat het geen levend wezen was, maar een stapel dekens.  

Ze zag ook iets anders. Het orgel had geen toetsen. Op de plaats waar ze eens hadden gezeten, lagen stof en vogelveren. Waar was de muziek vandaan gekomen? Toen ze zich bukte, zakte de stapel dekens scheef en viel van het bankje. Versleten, lichtbruine dekens. Vlekken als van opgedroogd sperma. 

Ze stond bij een lift met een ouderwetse harmonicadeur. Ze bevond zich op de derde verdieping, ze duwde op de knop en luisterde of er geluid uit de liftkooi kwam. Achter het hekwerk ving ze een glimp op van de kabels van de lift, vies van olie en stof. Ze drukte nog eens op de knop, maar er gebeurde niets. In het zonlicht dat door het raam naar binnen viel, recht de liftkooi in, tekende het traliewerk van de liftkooi zich in een schaduwpatroon af op de muur. 

Boekgegevens

Inger Frimansson, De laatste kamers, Uitgeverij Stortebeeker, 380 pagina’s (€ 19,95)

www.stortebeeker.nl 

Berichten gemaakt 5312

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Gerelateerde berichten

Type je zoekwoorden hierboven en druk op Enter om te zoeken. Druk ESC om te annuleren.

Terug naar boven