Boekfragment: De jongen die met wolken speelde

Rome, 1944. Filippo en Quintino beginnen aan een avontuurlijke reis om kunstwerken uit handen van de nazi’s te houden. Hoe zal het ze vergaan? De jongen die met wolken speelde is een avontuurlijke roman, waarin Faggiani de kracht van vriendschap toont. 

Ik krabde hem onder zijn kin, tussen zijn fijne, zijdezachte vacht. Hij kneep zijn ogen toe, hield zijn puntoortjes naar achteren en gaf me een kopje tegen mijn been; daarna leunde hij een ogenblik op zijn achterpoten, maakte onverhoeds een sprong en landde op mijn schoot, zo licht als een sneeuwvlok. Toen aaide ik zijn kop en hij, Kaiser, de zwarte kat van de Buschenschank, de boerderij in de bergen waarvan de grote ruimte op de begane grond was ingericht als taverne, rolde zich op en deed zijn ogen dicht. Net zoals mijn Nenè dat altijd deed. De eigenares van de boerderij, waar de luttele gasten die voorbijkwamen op elk uur van de dag de huiswijn en een rijke soep van gerst en spek voorgeschoteld kregen, schonk me eindelijk een scheef lachje, of eigenlijk meer een goedkeurende grijns. Hoewel ik Duits sprak als een inwoner van Innsbruck, vlak over de grens met Oostenrijk, en me beschaafd gedroeg, was ik Italiaan. Romein, om precies te zijn, en Rome lag veel, veel zuidelijker dan Bolzano, dus verdiende ik automatisch haar grootste – zij het zwijgende – vijandigheid of, als ze echt in een toegeeflijke bui was, haar nauwelijks verholen onverschilligheid. Kortom, Kaiser had die avond een groot pluspunt: hij maakte me minder verwerpelijk in de ogen van zijn bazin. 
Zo – met de kat spinnend op mijn schoot, de overheerlijke soep, Frau Katharina die minder stuurs was dan anders, en de warmte die verspreid werd door de kachel – vond ik de zonsondergang draaglijker. Ik zou nog één keer zwijgend het avondmaal gebruiken en daarna zou ik op mijn gemak een paar honderd meter over de kronkelweg tussen de wijngaarden lopen, naar de abdij van Novacella, waar ik sinds een paar dagen een kamer had gehuurd. Eigenlijk hadden ze me, ondanks de fraaie kantoren van monseigneur Bartolemeo Bauer van de Sant’Agostino-basiliek in Campo Marzio, die net als de monniken van de Novacella augustijn was, ondergebracht in een nogal spartaans ingerichte kamer, waar het – en dat was nog het ergste – echt ijskoud was. Dus begroef ik me elke avond, nadat ik me met moeite had uitgekleed, noodgedwongen tot de volgende ochtend onder vijf lagen ruwe dekens, in de hoop dat ik niet alleen gewekt zou worden door de irritante slagen van een kleine klok, maar ook door een welwillende zonnestraal. 
Ik had vanaf de tweede avond, waarop ik na een treinreis waar geen eind aan kwam voet in Bressanone had gezet, de gewoonte aangenomen om naar de boerderij te gaan. Ik was er min of meer bij toeval naar binnen gegaan; het gebouw van hout en steen bevond zich langs de weg die de monniken me meteen hadden gewezen als ik in de omgeving van de abdij wilde lopen; bovendien zag het er solide uit en beloofde het uithangbord een goede, traditionele keuken. Maar bovenal had ik, toen ik door een raam tussen een kier in de gordijnen door naar binnen tuurde, een leeg tafeltje gezien naast een grote kachel van groen majolica waar Frau Katharina precies op dat moment wat mooie houtblokken in legde. Begin april 1944 was er niets uitnodigenders dan een warme plek, want het leek helemaal niet op het begin van de lente, maar eerder op een uitschietend staartje van de winter. 

Boekgegevens

Franco Faggiani, De jongen die met wolken speelde, vertaling: Saskia Peterzon-Kotte, Uitgeverij Signatuur, 288 pagina’s (€ 20,99)

Dit boekfragment verscheen eerder in de Boekenkrant, editie januari 2021.  

Interesse? Bestel dit boek bij uw lokale Boekenkrant-boekhandel. Kijk hier voor een overzicht. 

Berichten gemaakt 5312

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Gerelateerde berichten

Type je zoekwoorden hierboven en druk op Enter om te zoeken. Druk ESC om te annuleren.

Terug naar boven