De spanning voorafgaand aan de uitreiking van de AKO Literatuurprijs lijkt nog het meest op het voorspellen van de uitslag van de paardenrennen. Van tevoren golden twee schrijvers als de favorieten: Christiaan Weijts – Via Cappello 23 – en Erwin Mortier – Godenslaap. Evenzoveel mensen gaan er dan vanuit dat die dus niet winnen, maar juist een ‘gevaarlijke outsider’ (Joris van Casteren met Lelystad) of iemand die ‘eindelijk’, na vele nominaties, zo’n prijs verdient (Tommy Wieringa met Caesarion). Ook zij die überhaupt niet worden genoemd (Joke van Leeuwen en Carolina Trujillo) gelden, om reden van niet genoemd zijn, plotseling als kanshebbers. Tientallen van dergelijke gesprekjes, even nutteloos als onderhoudend, sluiten steevast af met de zin: ‘Maar we weten het niet, we wachten rustig af.’
‘Ik ben kansloos. Ik ben te goed voor deze prijs,’ zei Mortier voorafgaand aan zijn verkiezing. Zodra juryvoorzitter Guy Verhofstadt zijn naam noemt, zeggen Mortiers ogen dat hij de prijs inderdaad niet had verwacht. Hij bezwijkt bijkans onder de sculptuur, de cheque en de eer. Na enkele minuten heeft hij zichzelf weer op orde, zijn het luide applaus en de cameraflitsen verstomd en staat juryvoorzitter Guy Verhofstadt op de achtergrond. De Ako Literatuurprijs leert ons, de bookies en Mortier wijze lessen. Niemand is te goed voor een prijs, en niemand kan met zekerheid de winnaar voorspellen.
Zie ook www.akoliteratuurprijs.nl.