Recensie: Spoken uit het verleden

Zolang beschaving bestaat, zullen crisisperiodes de kop opsteken. In ons zoeken naar begrip en remedie is het verleidelijk deze naast een historisch voorbeeld te leggen. Dit levert echter zelden gave kopieën op. Dat en meer argumenteert historicus Frits Boterman, wiens Tussen utopie en crisis de pijlen richt op het Nederland van de roerige jaren twintig en dertig, alweer haast een eeuw geleden. Wat zeggen die over ons, ook best roerig tijdgewricht?  

Door Tristan Vanheuckelom


Europa kreunt. Politieke instabiliteit (zowel binnenlands als daarbuiten), groeiende economische onzekerheid, en een pandemie doen alarmbellen afgaan. Het interbellum en de daaropvolgende cataclysme van de Tweede Wereldoorlog voelen dan ook oncomfortabel dichtbij. Dat schrikbeeld zou echter weleens overroepen kunnen zijn. Het Europa van nu is namelijk niet het Europa van toen, dat een heel andere – en vooral meer fragiele – politieke samenstelling kende. Boterman weigert dan ook simplistische parallellen te trekken. Bijstelling van het beeld dat we hebben van het ‘Nederlands interbellum’, een term die gezien onze neutraliteit tijdens de Eerste Wereldoorlog overigens niet echt van toepassing is, is dus hoognodig. Dat beeld blijkt een nogal bonte mengeling: ‘Lange tijd is de nadruk gelegd op de crisisjaren, maar dat doet tekort aan de moderne optimistische en visionaire aspecten van deze periode. Wat naar voren komt is geen eenduidig, maar juist een ambivalent beeld van de moderniteit. De combinatie van optimisme en pessimisme, modern en antimodern, progressieve en reactionaire krachten, kortom storm en windstilte, is kenmerkend voor het interbellum. Het besef te leven tussen twee werelden, utopisme en realisme, vernieuwing en traditie, droom en daad, was allesoverheersend. De Eerste Wereldoorlog bracht rancuneuze pessimisten en ressentimentsprofeten voort, maar ook dromers, utopisten en idealisten.’

Frits Boterman (c) Carmen Fredenthal

Zonderling dus, dat een overzichtswerk hierover nog niet voorhanden was. Boterman, hoogleraar moderne Duitse geschiedenis, is gezien zijn expertise (op zijn conto prijken al zes werken aan het land gewijd) echter idealiter geplaatst om deze te brengen. Destijds kenden Nederland en Duitsland – althans tot diens Weimarrepubliek zich omvergeworpen zag door de illiberale nazipartij – immers een vibrante culturele uitwisseling. Duitse kunst, literatuur en filosofie bezigden de Nederlandse culturele elite. Kunstenaars, schrijvers en denkers van diverse pluimage trokken dan ook regelmatig naar het kosmopolitische Berlijn, waar een klimaat van koortsige experimenteringsdrang heerste. Boterman kiest uitdrukkelijk voor uitdieping van de heersende culturele opvattingen. Welke denkbeelden hield de Nederlandse (culturele) elite erop na, zag ze zichzelf verplicht tot politiek engagement? Welke allianties (in de vorm van kranten, periodieken, kunstcollectieven, comités…) werden gesmeed, waar ontstonden rivaliteiten en rond welke hete hangijzers? En in welke zin was deze elite doorheen de jaren ideologisch aan verandering onderhevig? Niet alleen de politieke evolutie binnen het democratisch Nederland, die zelf moest leren omgaan met Musserts fascistoïde NSB-partij, dwong hiertoe. Ook gebeurtenissen in niet alleen Duitsland, maar ook Sovjet Rusland, fascistisch Italië, en het in een burgeroorlog verkerende Spanje deden dit. Deze verschillende dynamieken tracht Boterman, in de rol van chroniqueur kruipende, zo compleet mogelijk te vatten. Het tweehonderd pagina’s tellend notenapparaat is stille getuige van de massa aan documentatie die de man hiervoor doorgeploegd heeft.

De Mount Everest aan feiten en namen die Boterman aan de dag legt, kan de nieuwkomer zeker overweldigen. Ook zijn kritische afstand en systematische uiteenzetting brengen een ietwat droge(re) leeservaring met zich mee. Laagdrempelige geschiedschrijving is het zeker niet. Doorzetters zien zichzelf echter beloond: wanneer Hitlers machtsovername de revue passeert, werkt die haast klinische aanpak in het boeks voordeel. Berichten over de verergerende Jodenvervolging sijpelen binnen, geruchten over Hitlers expansiepolitiek zorgen voor consternatie, en Nederlands langgekoesterd neutraliteitsprincipe komt onder zware druk te staan. Degenen die met klamme handen vasthouden aan het democratische ideaal bekruipt een noodlottig gevoel; de inval en vijfjarige bezetting van hun Nederland zou die droom aan gruzelementen slaan. Ook met enkele puike karakterschetsen weet Boterman te verrassen, met als hoogtepunt die van polemist annex oerindividualist Menno ter Braak. Deze tragische figuur verafschuwde de barbarij van het collectivistische nazisme en zag na de inval de dood als enige uitweg.

Vrolijke lectuur? Beslist niet. De betere geschiedwerken belichten echter niet alleen een verleden, maar nopen ook tot reflectie over het heden. En, uiteindelijk, over onszelf als individu. Verzet tegen, vlucht van of samenwerking met het Kwaad, zijn de keuzes die ons allen steeds voorliggen. Vooral hierin schuilt de kracht van een Tussen utopie en crisis.

Frits Boterman, Tussen utopie en crisis. Nederland in het interbellum 1918-1940, Uitgeverij De Arbeiderspers, 768 pagina’s (€ 55,00)

Deze recensie verscheen eerder in de Boekenkrant, editie juni 2021.   
Benieuwd geworden? Bestel dit boek bij uw lokale Boekenkrant-boekhandel. Kijk hier voor een overzicht. 

Berichten gemaakt 5312

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Gerelateerde berichten

Type je zoekwoorden hierboven en druk op Enter om te zoeken. Druk ESC om te annuleren.

Terug naar boven