Recensie: Lofzang op de verbeelding

Kort na de tweede aanslag op zijn leven verschijnt er een nieuwe bundel van Salman Rushdie (1947) op de Nederlandse markt, genaamd Taal van de waarheid. In dit boek zijn de non-fictiestukken van Rushdie uit de periode 2003-2020 gebundeld. Het geeft een uitvoerig beeld van waar de Brits-Indiase auteur van Middernachtskinderen en De duivelsverzen zich de laatste jaren mee bezig hield.

Door Martijn van Bruggen

Salman Rushdie

Eerst die aanslag. Op vrijdag 12 augustus maakte Salman Rushdie zich in Chautauqua, New York op om een lezing te geven. Zijn zoveelste lezing. Hij was al op het podium, net als de interviewer. Een derde man betrad het podium. Die man was Hadi Matar en hij had een mes bij zich. Rushdie overleefde, maar liep meerdere steekwonden op in zijn maag, borst, rechterzij, rechterdijbeen en rechteroog. Het motief bleef vaag, al vertelde Matar aan de New York Post: ‘[Rushdie] is iemand die de islam aanviel, hij viel het geloof aan.’

Al sinds Rushdies De duivelsverzen in 1988 op de markt verscheen, wordt hij met de dood bedreigd. Fundamentalistische moslims waren woest om de inhoud van dit boek, en de staat Iran riep zelfs op om hem te doden. Wie Taal van de waarheid leest, merkt dat ook voor Rushdie de acuutste dreiging inmiddels geweken leek. Hij schrijft dat de grootste moeilijkheden achter hem liggen. Dat neemt niet weg dat hij zich zeer bewust is van de kwetsbaarheid van vrijheid. In meerdere stukken in De taal van de waarheid waarschuwt Rushdie dat we in een gevaarlijke tijd leven, waarin vooral de vrijheid van meningsuiting onder druk staat. Door geloofsextremisten, door machthebbers (minister-president Modi van India en, toen nog, president Trump voorop) en door een generatie ‘muggenzifters’: ‘vooral jongeren [die] het gevoel hebben gekregen dat er beperkingen moeten worden gesteld aan de vrijheid van meningsuiting. Het idee dat het kwetsen van gevoelens, het kwetsen van gevoeligheden te ver gaat, heeft nu brede ingang gevonden, en als ik goede mensen zulke dingen hoor zeggen, heb ik het gevoel dat het religieuze wereldbeeld opnieuw wordt geboren in de seculiere wereld – dat het oude religieuze apparaat van godslastering, inquisitie, excommunicatie, dat allemaal, misschien wel weer aan het terugkomen is.’

Vermoedelijk doelt Rushdie hier op de radicale tak van de woke-beweging. Hij deinst sowieso niet terug van een stevige uitspraak hier of daar. Mensen die in God geloven moeten die ‘oude onzin’ nu toch eens echt achter zich laten, en wie Twilight of De Hongerspelen bedenkt, moet zijn papier verscheuren. Ik vond die stellingnames amusant en prikkelend, maar juist de types waar Rushdie voor waarschuwt kunnen zich diep gekwetst voelen.

Vrijheid is een thema in deze bundel, maar ook afkomst, migratie, kunst, schrijverschap, vriendschap, taal en zo kun je nog wel even doorgaan. De ondertitel luidt ‘Essays 2003-2020’, maar dat klopt niet: essays vormen slechts een onderdeel. De bundel is ook gevuld met speeches, inleidingen, necrologieën en zelfs een interview met Rushdie. Ik vermoed dat praktisch al het non-fictionele werk van Rushdie uit deze periode erin staat. Daardoor voelt het aan als een verzameld werk. Een snoepwinkel voor de volbloed liefhebber van de auteur, maar ikzelf was nog een Rushdie-leek. Inleidingen bij boeken van andere auteurs die ik niet gelezen had, of liefdesbetuigingen aan mij onbekende schrijversvrienden hadden er wat mij betreft niet in hoeven staan. Deze stukken voelden aan als ruis en boden, zo zonder context, geen toegevoegde waarde.

De Rushdie-leek leert hem wel kennen in deze bundel. Fragmentarisch kan je zijn levensloop bijeenscharrelen en ook zijn belangrijkste boeken komen voorbij. Wanneer Rushdie over literatuur begint te schrijven, opent zich een schatkist aan kennis en verteldrang. Indiase vertellingen worden moeiteloos gekoppeld aan wereldliteratuur, en de boektitels en schrijversnamen vliegen je om de oren. In een breed-uitwaaierende schrijfstijl rekt hij de literaire canon op. Daarnaast geeft hij af op de huidige literaire tendens van autofictie schrijven: ‘literatuur die alles wat verzonnen is uit de weg gaat.’ Volgens hem is dat alleen te rechtvaardigen als je een écht bijzonder leven hebt. Anders moet je je verbeelding gebruiken. Boven alles is Taal van de waarheid een lofzang op de zinnenprikkelende, grensvervagende en identiteitsoverstijgende verbeelding.

Salman Rushdie, Taal van de waarheid. Essays 2003-2020, vertaling: Bart Gravendaal, Uitgeverij Atlas Contact, 360 pagina’s (€ 32,50)

Deze recensie verscheen eerder in de Boekenkrant, editie oktober 2022.
Benieuwd geworden? Bestel dit boek bij uw lokale Boekenkrant-boekhandel. Kijk hier voor een overzicht.

Berichten gemaakt 5313

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Gerelateerde berichten

Type je zoekwoorden hierboven en druk op Enter om te zoeken. Druk ESC om te annuleren.

Terug naar boven