De meeste Nederlandse stripboekenzaken hebben tegenwoordig schappen vol manga. Deze zwartwitte strips worden vertaald vanuit het Japans. Vooral jongeren laten zich enthousiasmeren door Japanse popcultuur. Toch zijn deze strips geschikt voor iedereen, want manga is meer dan Pikachu en poppenoogjes.
Door Nicolle Lamerichs
Westerse lezers associëren manga vaak met commercie, erotiek en geweld. Stereotypes zijn de grote ogen, zweetdruppeltjes en extreme uitdrukkingen. Geen wonder dat veel volwassen lezers manga links laten liggen. Dat is jammer, want de Japanse strips hebben veel te bieden. Manga is meer dan een bepaalde thematiek of een stijltje. Het is een medium op zich en erg divers. Wat we op de schappen zien bij de lokale stripzaak is slechts het topje van de ijsberg.
Historisch gezien zet manga een traditie voort uit de Japanse kunst, die teruggaat op de fameuze ‘ukiyo-ye’-houtsnedes en zelfs de podiumkunsten. De tekens die voor ‘manga’ staan (漫画) laten zich vrij vertalen naar spontane schetsen of komische tekeningen. Manga zoals we het nu kennen is vooral een naoorlogs genre. Een sleutelfiguur hier is de bekende mangaka Osamu Tezuka, die debuteerde met Metropolis (1949). Veel van zijn werken, zoals Boeddha, Black Jack en Astro Boy, zijn zelfs vertaald naar het Nederlands.
In Japan worden mangareeksen vaak eerst in tijdschriften gepubliceerd en later gebundeld. Er zitten verschillen in genre en thematiek in de tienermanga voor meisjes (‘shõjo’) en de manga voor jongens (shõnen). Voor adolescenten en volwassenen zijn er ook aparte genres en subgenres, zoals ‘seinen’ voor mannen en ‘josei’ voor vrouwen. Opvallend zijn ook de romantische en erotische strips over homoseksuele mannen, bedoeld voor een vrouwelijk publiek, zogenaamde ‘yaoi’. In landen als Duitsland en Frankrijk worden juist deze strips erg veel vertaald en verkocht. Manga wordt zo een manier om te genieten van nieuwe romantische genres en om seksualiteit te verkennen.
In westerse landen worden voornamelijk manga voor tieners en een selectie erotische titels voor een ouder publiek uitgebracht. De echt artistieke manga bereikt het Westen helaas zelden. Deze ‘gekiga’, ofwel dramatische afbeeldingen, zijn vergelijkbaar met de Amerikaanse graphic novels en vaak erg experimenteel. Voor veel volwassen lezers zijn dit juist de juweeltjes. Een voorbeeld van een gekiga-auteur die in het Nederlands is uitgegeven is Jiro Taniguchi. Zijn klassiekers, zoals Een Dierentuin in de Winter en De Tedere Jaren, uitgegeven door Casterman Romans, zijn niet zomaar massastrips, maar realistische en ontroerende literaire werken.
Manga laat zich moeilijk vatten als een bepaalde tekenstijl. Het medium is daarvoor simpelweg te divers. Wel heeft het een unieke beeldtaal die erg filmischen visueel is. De manier waarop het verhaal verteld wordt is vaak anders dan in Europese strips, die erg tekstueel zijn en minder experimenterenmet panels, kaders en leegte. Manga hangt vaak ook samen met andere media. Het zijn niet zomaar strips, maar grote verhaalwerelden. Van een verhaal wordt vaak ook een animatie of ‘anime’ gemaakt, games, figuurtjes en meer merchandise. De wereld houdt vaak niet op bij de strip, of bij één bepaald medium.
Poldermanga
Een andere misvatting is het idee dat manga uitsluitend Japans is. Tegenwoordig wordt het steeds moeilijker de scheidslijn te trekken tussen westerse strips en manga. In heel Europa zie je de invloeden van Japan terug in het werk van een nieuwe generatie tekenaars.
Het Italiaanse duo Alessandro Barbucci en Barbara Canepa tekent bijvoorbeeld het futuristische en grootogige Sky Doll, uitgeven door Uitgeverij Blitz/Talent. De Franse Strip The Last Man door de jonge Franse stripmakers Bastien Vivès, Michaël Sanlaville en Balak laat zich ook duidelijk door manga inspireren. De vlotte stijl en zwart-witpagina’s herinneren niet alleen aan manga, maar ook de thematiek, met spannende gevechten en weidse fantasiewerelden. In Duitsland worden regelmatig lokale manga uitgegeven door Carlsen Comics en vele specialistische uitgeverijen, zoals FireAngels. Carlsen houdt regelmatig wedstrijden om talent te spotten. Manga verkoopt goed en wordt aangemoedigd in de lokale traditie.
Ook in de polder maken we manga. Dit voorjaar verschijnt bijvoorbeeld bij Dark Dragon Books de debuutmanga van Marlon Teunissen: Heartland Stories. Het eerste deel van deze reeks, Robocity, vertelt over een meisje dat gestrand raakt in een grote stad vol afgedankte machines, waar mensen niet welkom zijn. Een klein robotje helpt haar te ontsnappen aan een groep gemene robots. Samen gaan ze op zoek naar zijn meester.
Het met liefde getekende Robocity is het veelbelovende debuut van Teunissen. Het verhaal behoort tot de steampunk-subcultuur, die het victoriaanse tijdperk met sciencefiction en punk combineert.
In een kort gesprek met haar over de strip zegt Teunissen: ‘Ik heb veel aan manga te danken. Het heeft me enorm beïnvloed op creatief gebied, als tekenstijl, maar ook als vertelstijl. Door het internet en fanconventies is manga een belangrijk onderdeel van mijn leven geworden.’ Dat is terug te zien in haar werk. Haar strip is een fusie van allerlei culturen; de hoofdpersoon heeft grote ogen en een hip kapsel, maar de warm geschilderde achtergronden en cartooneske robotdesigns zijn eerder westers. Poldermanga is dus geen kopie. Bij veel Nederlandse tekenaars zie je de invloeden van manga zelfs nog maar minimaal. Aimee de Jongh (Snippers en Terugkeer van de Wespendief), Marissa Delbressine (Ward) en Kenny Rubenis (Dating for Geeks) lieten zich beïnvloeden door de Japanse popcultuur, maar maken nu vaak werk dat er westers uitziet. Toch zijn ze stuk voor stuk bekenden in de Nederlandse fancultuur. De Jongh en Delbressine zaten bijvoorbeeld lang bij het collectief Mangafique, een vereniging voor Nederlandse mangatekenaars. Manga-artiesten uit Nederland geven vaak hun eigen werk uit voor een beperkte groep. Ze opereren vaak onder de Japanse term ‘dõjinshi’, een hobby waarbij fans zelf werken uitgeven voor gelijkgezinden. In Japan is dõjinshi een groot onderdeel van de cultuur rondom manga. Al sinds de jaren zeventig organiseren fans twee keer per jaar Comiket, een evenement dat iedere keer een half miljoen bezoekers trekt. Dat is een prachtig gezicht: in de vroege uurtjes verzamelen fans zich al bij het conferentiegebouw Tokyo Big Sight. Duizenden tienermeisjes, gamers en huisvrouwen willen op tijd naar binnen om hun favoriete tekenaars te bezoeken.
In Nederland trekt dõjinshi wat minder publiek. De fancultuur is beduidend kleiner dan in Japan, maar de tekenaars mogen er wezen. Dat besefte ook het bestuur van Animecon, de grootste en oudste Nederlandse fanconventie op het gebied van Japanse popcultuur. Daar worden nu ieder jaar The Dutch Manga Awards uitgereikt. Via deze prijzen worden jonge tekenaars aangemoedigd door te gaan.Nederlandse amateurmanga is zo een uitstekend kweekvijvertje voor toekomstig talent.
Cultuur
De werelden van manga zijn groot en veranderlijk. Lezers willen zich verdiepen in die werelden en erin opgaan. De subculturen rondom manga bruisen. Vroeger was die cultuur er een van noodzaak. Het was lange tijd erg moeilijk om aan manga en anime te komen, dus fans vertaalden Japans bronmateriaal voor elkaar en stuurden elkaar videobanden. Netwerken was nodig om überhaupt aan materiaal te komen.
Tegenwoordig heeft het internet manga zelf toegankelijker gemaakt, maar ook het contact met andere fans vergemakkelijkt. Fans van Japan, ook wel ‘otaku’ genoemd, ontmoeten elkaar online en offline, bijvoorbeeld op conventies. Op deze grootschalige festivals bezoeken ze panels, lezingen en wedstrijden, spelen ze games of kijken ze naar Japanse animatie. In Nederland worden deze festivals steeds populairder.
De fans zelf maken die conventies tot wat ze zijn. Vaak komen ze verkleed als personages uit hun favoriete manga, anime en games. Dit fenomeen, ‘cosplay’, is ook in toenemende mate bekend. Cosplayers naaien vaak hun eigen kostuums in elkaar en maken hun eigen accessoires. Grote internationale toernooien hebben cosplay inmiddels tot sport verheven.
Wie zich binnenkort eens wil wagen aan een conventie, kan bijvoorbeeld naar Animecon of Abunai gaan. En wie niet wil reizen, kan ook eens het eerste boek van Roderick Leeuwenhart oppakken: Pindakaas en Sushi. Dit boek is een young adultroman die zich afspeelt op een Nederlandse animeconventie. Hoofdpersoon Marle is een journaliste die het helemaal niet ziet zitten een weekend lang opgesloten te zitten met al die otaku, maar uiteindelijk ontdekt ze weer de fan in haarzelf. Het cultuurtje rondom manga wordt treffend gevangen in dit boek.
Door mee te draaien in de mangacultuur worden lezers vanzelf participanten. Door zelf te tekenen en te kostumeren kunnen fans manga samen beleven. In veel westerse landen wordt manga niet alleen gelezen, maar gevierd. Dat is het verschil tussen manga en strip. Manga spat letterlijk van de pagina’s. Het is niet alleen een medium, maar een ervaring.
Animecon 2015 is van 12 tot 14 juni in Den Haag: www.animecon.nl
Abunai 2015 wordt gehouden van 28 tot 30 augustus in Veldhoven: www. abunaicon.nl
Nicolle Lamerichs doet onderzoek naar nieuwe media aan de Universiteit van Utrecht.
Boekgegevens
Roderick Leeuwenhart, Pindakaas en Sushi, Uitgeverij Leeuwenhart, ISBN 978 90 822 2050 6 (€ 18,95)
Dit artikel verscheen eerder in BKStrips, editie juni 2015