In Koude lente spelen kinderen een belangrijke rol. De erfenis van je verleden als schrijver van kinderboeken?
‘Kinderen zijn ontzettend kwetsbaar. Ze ondergaan altijd alles, hebben geen macht en daardoor kan er veel mis gaan. Van daaruit en vanuit de eerste zin die spontaan in me opkwam – Het fietsje lag in het gras bij de vijver… – ben ik vertrokken. Kinderen hebben duidelijk mijn interesse, maar dat wil niet zeggen dat ik alleen maar thrillers zou schrijven met of over kinderen.’
Waarom pedofilie als een van de thema’s?
‘Ik kan voor bepaalde misdaden begrip opbrengen, maar pedofilie hoort daar niet bij. Bij pedofilie ligt de macht maar aan een kant en kinderen worden beschadigd voor de rest van hun leven. Ook voor de pedofiel is er misschien een zekere tragiek, ze kiezen hun gevoelens niet zelf, maar van kinderen blijf je af. Het is een van de ergst denkbare misdaden tegen kinderen.’
De kloof tussen allochtone en ‘witte’ jongeren speelt ook een rol.
‘Allochtone jongeren hebben moeite om zich aan te sluiten bij Nederlandse jongeren en omgekeerd. Het onderlinge wantrouwen lijkt met de jaren gegroeid, alsof mensen zich ingraven in hun eigen cultuur en gelijk en er een kunstmatige afstand in stand wordt gehouden. Dat doen beide kanten.’
Hoe zou je ‘de jongen’ in het boek omschrijven?
‘De jongen is wat we een ‘looser’ noemen, maar dan met zeer beperkte verstandelijke vermogens. Hij kan niet reflecteren, heeft een slechte opvoeding, wordt lichamelijk maar ook geestelijk verwaarloosd, heeft geen vrienden en bestaat eigenlijk gewoon niet meer. Dat laatste heb ik symbolisch willen aangeven door hem ‘de jongen’ te noemen. Hij is door het systeem uitgekotst.’
Bestaan of ken je zulke jongeren?
‘Absoluut. Ik weet alleen niet hoeveel. Omdat deze jongeren bij wijze van spreke naamloos en gewichtloos zijn, heb je daar geen inzicht in. Die scheren langs de rand van de samenleving.’
Lieneke Dijkzeul, Koude lente, Uitgeverij Anthos, ISBN 978 90 414 1253 9 (€ 19,95)