Getweeën schrijven, leidt dat tot een compromis?
‘Nee. Je drijft juist mee op de creativiteit en de oplossingen van de ander; je accepteert wat de ander bedenkt. Zo krijgt het verhaal steeds nieuwe wendingen. Ook ben je door de rolverdeling zowel lezer als schrijver, wat een aanvulling is.’
Twee schrijvers, levert dat gespleten personages op?
‘Een mens, welk dan ook, heeft een half miljoen kanten. Een personage is niet zwart, niet wit, maar bestaat uit alle grijstinten daar tussen in. Schrijf je met z’n tweeën, dan krijg je meer grijstinten en worden de personages beter. In het eerste boek, De charmeur, was een vrouw, Sophie. Mijn vader vond haar wel leuk, ik vond haar stomvervelend. Nu is ze een van de meest interessante personages.’
En de plot?
‘Die bedenken we nooit van tevoren. Alleen wie er dood gaat, wie het gedaan heeft en vanuit welk perspectief we schrijven. Zo begonnen we De apotheker vanuit het gezichtspunt van degene die het lijk zal zijn.’
Lopen jullie wel eens vast?
‘Ik wel, mijn vader nooit. Voor elk probleem is er een oplossing zegt hij. Ik ben meer van het tobben en worstelen. Kom ik er niet uit, dan laat ik de personages het liefst maar gewoon doodgaan…’
Schrijf je ieder in je eigen tempo?
‘In een half jaar schrijven we de eerste versie, ieder om de week een deel, waarbij we à la Homerus streven naar 24 hoofdstukken. Elk jaar is er zo een boek af. We leggen elkaar hierbij geen druk op, maar vanuit mezelf voel ik me verplicht.’
Wat zijn jullie aanvullende kwaliteiten?
‘Ik wil alles degelijk doen, met veel onderzoek, want dat is wat me grijpt. Mijn vader heeft de gave van het gemak. Het verhaal bedenken, het schrijven, de plot: het gaat hem allemaal zo vanzelfsprekend af. Hij dicteert ook het tempo en geeft vaart aan het verhaal. Dat leer ik van hem.’
Jan en Sanne Terlouw, De apotheker, Uitgeverij Nieuw Amsterdam, ISBN 978 90 468 0384 4 (Є 15,95)