Column Lex Jansen: ‘Lucie’ en de spreeuwen 

Aan de Oostelijke Handelskade in Amsterdam, te midden van loodsen, kantoorgebouwen, personeelswoningen en het Lloyd Hotel stond jarenlang het koffiehuis van de Scheepvaartmaatschappij Koninklijke Hollandsche Lloyd. Het was er altijd een drukte van jewelste.

Tijdens de crisis in de jaren ’30 van de vorige eeuw ging de scheepvaartmaatschappij failliet en al snel raakte het koffiehuis in verval. Er heeft nog wel een kruidenier gezeten en ook een groothandel in souvenirs van Delfts Blauw, maar dat was steeds van korte duur. Het pand is van de sloop gered, nadat in 1997 de Vereniging Vrienden van de KHL werd opgericht. Sindsdien is er veel gebeurd en inmiddels is de Nieuwe KHL een zeer goed bezochte ontmoetingsplek voor de hele wijk. Als uitgever was ik dan ook blij dat we juist hier, voor het eerst sinds alle coronaperikelen, weer een nieuwe publicatie zouden presenteren, met alles erop en eraan. Een mooie inleiding door dramaturg Dirkje Houtman, een voordracht door actrice Trudy de Jong en boekverkoop door boekhandel Pampus.

Toen ik met vormgever Esther van Gameren – ze ontwierp niet alleen het binnenwerk, maar ook het intrigerende omslag – uit de parkeergarage kwam vielen de hoge bomen langs de kade me direct op. Tegen een strakblauwe lucht staken de takken extra zwart af, gek genoeg haast een beetje luguber. Binnen wachtte Stans Lutz, de schrijfster van de te presenteren roman Lucie me al op. De geluidsapparatuur en videoapparatuur werd getest en de eerste gasten druppelden binnen. Het werd een spetterende presentatie, ook al moest ik er erg aan wennen dat de gasten bij de borrel wel heel dicht bij me kwamen. Zo onopvallend mogelijk stappen achteruit zettend, eindigde ik in een hoek tegenover de bar, naast het kleine podium en dronk een laatste glas met Esther. Nadat we onze jassen en tassen hadden gehaald en afscheid hadden genomen gingen we naar de uitgang. Daar stond een jongen die alle vertrekkende gasten waarschuwde met de woorden: ‘Pas op, hoor, die spreeuwen schijten je zonder pardon helemaal onder!’ Er waren mensen die een paraplu open klapten, anderen begonnen te rennen. Ik wist niet wat ik zag. De kruinen van de bomen langs de kade zagen zwart van de vogels. Het leek een teken van hogerhand. We hoefden niet te denken dat met het eind van de pandemie verder alles wel in orde zou zijn. Nieuwe dreigingen in overvloed. Esther en ik renden naar de overkant en bleven daar nog zeker tien minuten kijken naar het ongewone tafereel.
En terwijl we daar zo stonden dacht ik aan de laatste zin uit de roman van Stans Lutz: ‘Ze kijkt omhoog, de hemel is donker. Geen ster te zien. Ergens moet de liefde zich toch verborgen houden.’ 

Berichten gemaakt 5308

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Gerelateerde berichten

Type je zoekwoorden hierboven en druk op Enter om te zoeken. Druk ESC om te annuleren.

Terug naar boven