Boekfragment: Zo tedere schade…

Na 54 jaar huwelijk verliest Hans zijn vrouw Melissa aan longkanker. Zijn verdriet is ondragelijk, als afleiding stort hij zich op een oude moordzaak.

Voor een snelle zelfdoding had ik de moed niet, was me al direct na Melissa’s overlijden duidelijk geworden. Drankmisbruik leek een goed alternatief. Maar nu drank me niet snel genoeg uit het leven hielp besloot ik de resterende tijd te doden door Melissa’s opdracht uit te voeren en op zoek te gaan naar de identiteit van het lijk in Huis ter Heide. Misschien kon ik het best de politie in Zeist vragen wat ze al wisten en of ik ze ergens mee kon helpen. 0900-8844 was het telefoonnummer, zag ik op hun website. Maar ik had na mijn pensioen, dus al bijna twintig jaar, bijna nooit de telefoon in handen gehad. Telefoonangst! En waarom? Omdat ik […] eigenlijk nooit iets te zeggen had, maar nog wel sterk het gevoel had dat er geen stilte mocht vallen. Ik belandde dan in babbelmodus en sloeg onzin uit totdat de persoon aan de andere kant het gesprek overnam of beëindigde. Al een paar maanden nadat ik was gestopt met werken zei ik tegen Melissa: ‘Laten we de telefoon wegdoen. Je weet, ik kan er niet tegen om met mijn oor tegen andermans oor te staan. En dat is toch feitelijk wat je doet als je belt.’ 

Ze lachte, maar was niet om te krijgen. Dus spraken we af dat vanaf dat moment zij alle telefoontjes zou doen en ontvangen en dat ik alles zou doen wat schriftelijk moest. En dat werkte. Als zij op pad was en mij nodig had, dan mocht ze me bellen, maar daar hadden we een geheime code voor[…].
Het gebeurde gelukkig maar zelden dat Melissa mij nodig had als ze op pad was. Hoe ouder we werden hoe minder behoefte we hadden om zonder de ander op stap te gaan. En hoe minder behoefte we hadden om überhaupt op stap te gaan. 

Nu zij dood was, voorgoed weg, zou ik zelf de telefoon weer in gebruik moeten nemen. Ik voelde er niets voor en liet er een paar dagen overheen gaan voordat ik het eindelijk aandurfde het politienummer te bellen. Dankzij een zorgvuldig voorbereid tekstje dat ik driemaal moest herhalen voor ik werd doorverbonden naar steeds een andere afdeling, kreeg ik een afspraak met de dienstdoende rechercheur Harmsen. Hij wilde me de volgende dag om 8.50 uur op het bureau ontmoeten, maar ging na veel aandringen van mijn kant (‘Ik ben geen ochtendmens’ ) akkoord met twee uur ’s middags. 

En zo reed ik op vrijdag 1 maart 2018 naar de Utrechtseweg 141 in Zeist. […] Al na enkele minuten zat ik in het hokje van dienstdoend rechercheur Harmsen. […]
‘U komt hier in verband met de verdwijning van uw dochter,’ liet hij me weten. 
‘Ik dacht het niet,’ zei ik. ‘Ik heb geen dochter.’ 
‘Ach, u bent gebrouilleerd!’ Hij maakte een kleine notitie en gaf zijn hoofd een rukje naar rechts. ‘Hm. Wanneer hebt u haar voor het laatst gezien?’ 
‘Ik zeg u toch, ik heb helemaal geen dochter.’
Nu keek hij me even doordringend aan. ‘Zo komen we niet verder, meneer Uiterwaal.’ 
‘Ja sorry, maar ik heet Heijmenberg.’ 
Een denkrimpel op zijn voorhoofd en opnieuw een rukje van zijn hoofd naar rechts. Hij bladerde even in een stapeltje papieren op zijn bureau. ‘Ik zie het nu. U komt voor het lijk aan de Hobbemalaan.’

Boekgegevens

Hans Vervoort, Zo tedere schade…, Uitgeverij Brooklyn, 160 pagina’s (€ 17,50)

Dit fragment verscheen eerder in de Boekenkrant, editie december 2020.

Berichten gemaakt 5307

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Gerelateerde berichten

Type je zoekwoorden hierboven en druk op Enter om te zoeken. Druk ESC om te annuleren.

Terug naar boven