Boekfragment: Waar de wind ons brengt

Sinds er vreemde witte plekken op haar huid verschenen, woont Canta bij meester Antem. Wanneer deze zonderlinge pelsjager onverwacht sterft, onthult hij zijn geheim: de naam van de Noorderwind. Zij krijgt de opdracht om op zoek te gaan naar de verdwenen Westenwind…

Mijn meester stierf met de naam van de Noorderwind op zijn lippen. We waren in de val gelokt, door iemand die ik niet kende, om redenen die ik niet begreep.

Die dag had ik nooit verwacht dat mijn leven voorgoed zou veranderen. We verlieten onze hut in de Noordelijke Bossen om de vallen te controleren, althans dat dacht ik. Het viel me op dat we meer proviand en spullen meenamen dan gebruikelijk voor onze ronde. Uit voorzorg, vermoedde ik. Mijn meester en ik trokken noordelijk. De takken van de dennenbomen gingen zwaar gebukt door de sneeuw. De zon scheen waterig en weerkaatste op de witte deken. Ik kneep mijn ogen dicht en trok mijn mantel gemaakt van restjes pels hoger, om de witte huid rondom mijn mond en ogen te beschermen tegen het zonlicht. De lente kwam eraan en die was na de harde winter meer dan welkom. We gingen de paar vallen na die we die week hadden geplaatst, al zat er geen prooi in. Een ervan was afgegaan. Aan de sporen te zien was het een poolvos die ons te snel af was geweest. Geen nieuwe pels vandaag. Ik gromde teleurgesteld en mijn maag deed mee. Voorlopig zou er geen extra rantsoen zijn. De vangst was mager deze winter en meester Antem moest toch over een tijdje afdalen naar de lagergelegen dorpen om vachten te verkopen en voedsel in te slaan. Met wat we nu te bieden hadden, kon hij amper genoeg kopen om het volgende seizoen door te komen. Misschien dat hij zich zou verhuren als dagloner, al leverde dat niet veel meer op. Net als alle voorgaande jaren verwachtte ik niet dat hij me meenam. Mijn familie had me niet voor niets op mijn zevende in dit bos achtergelaten. Als hij me niet gevonden had…

Vlot spande ik het touw van de val opnieuw, zoals me geleerd was. Met een knikje gaf hij aan dat we verdergingen. Nadat ik de laatste val gecontroleerd had, liepen we alleen niet terug naar de hut, maar verder de berg op.

Stap voor stap volgde ik hem op mijn ronde sneeuwschoenen, gemaakt van berkentakken, waardoor ik niet te ver wegzakte in de dikke sneeuwlaag. Met behulp van mijn wandelstok hield ik me staande. De lange, pezige man maakte de weg voor me vrij, zoals hij altijd gedaan had en ik volgde. Zelfs voor ervaren bergwandelaars als wij bleef een lastige tocht. Mijn adem maakte wolkjes en na een paar uur voelde ik mijn voeten niet meer. De spieren in mijn kuiten protesteerden ook. Na de trage winter in onze hut waren ze zo’n lange tocht niet meer gewend.

Meester Antem en ik wisselden nooit veel woorden wanneer we onderweg waren. Hij luisterde naar de geluiden om zich heen, proefde verandering op de wind en wilde niet dat hem iets zou ontgaan. Alleen met wijd open ogen en oren kon je de verborgen schatten die je nodig had om te overleven ontdekken. Nadat de zon over zijn hoogste punt heen was, overwon mijn nieuwsgierigheid mijn zelfbeheersing. ‘Waar gaan we heen?’ vroeg ik.

‘Naar het noorden. Twee dagreizen van hier wacht iemand op me, in een berghut halverwege de top van de Zovar. Over een paar uur bereiken we onze eerste stop,’ zei hij.

Huh? Daar kwamen toch alleen in de zomer mensen? Ik veegde een bruine lok haar uit mijn gezicht en opende mijn mond om meer vragen te stellen. Mijn stok schoot weg en ik ging bijna onderuit.

‘Let op je voeten, Canta,’ bromde hij, zonder om te kijken. Ik ademde de ijle berglucht in, schoof mijn bepakking recht, hing de leren hoes met mijn gemshoorn langs mijn zij en volgde hem verder. Hij wachtte nooit op me; hij ging ervan uit dat ik niet achterbleef, dus dat deed ik ook niet. Toen ik weer dicht achter hem was, viel het me op dat hij minder alert was dan gewoonlijk, alsof hij er met zijn gedachten niet bij was.

‘Ik draag een last die ik eindelijk kan overdragen,’ sprak hij weer. Een zucht verliet zijn lippen en hoewel ik meester Antem kende als een man die amper klaagde, klonk hij ineens vermoeid, oud. De wind stak op en huilde, alsof die iets wilde vertellen.

Cathinca van Sprundel, Waar de wind ons brengt, Dutch Venture Publishing, 230 pagina’s (€ 18,95

Dit fragment verscheen eerder in de Boekenkrant, editie augustus 2023.
Benieuwd geworden? Bestel dit boek bij uw lokale Boekenkrant-boekhandel. Kijk hier voor een overzicht.

Berichten gemaakt 5342

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Gerelateerde berichten

Type je zoekwoorden hierboven en druk op Enter om te zoeken. Druk ESC om te annuleren.

Terug naar boven