Ana en Connor hadden al drie jaar lang een affaire. In gestolen uren creëerden ze een wereld waarin alleen zij bestonden. Maar als Connor plotseling overlijdt is Ana opeens op zichzelf teruggeworpen, alleen met hun geheim, vast in haar eigen huwelijk.
De enige uitweg
nu
is
druk bezig blijven,
dus heb ik van mijn moeder
Anna Karenina geleend
en ik mag van mezelf niet huilen
voor ik het helemaal
heb uitgelezen.
Twee keer.
—
Het was tien uur ’s morgens.
De thee in mijn beker was koud geworden.
Ik wilde nog een koekje.
Ik wilde je een bericht sturen.
Ik had spijt van de ruzie.
Veel spijt.
Maar Helen klonk door de intercom.
‘Ik heb hier ene mevrouw Taylor aan de lijn.
Ze zegt dat haar man bij ons zijn testament had
en hij is overleden. Ze klinkt oké.’
Ik scrolde door mijn mail:
cliënten, vragen,
uitverkoop bij L.K. Bennett.
‘Verbind maar door,’ zei ik.
Ik leunde achterover,
klaar om haar te steunen.
‘Mevrouw Taylor, met Ana Kelly.
Allereerst gecondoleerd met uw verlies.’
‘Wat aardig van u,’ zei ze.
Op mijn tweede scherm
zocht ik Taylor op in het bestand.
Tweeëntwintig cliënten.
‘Mag ik u de voornaam van uw man vragen?’
‘Ja, natuurlijk, sorry. Eh…’
Ze twijfelde,
alsof een naam onbereikbaar kan zijn,
nu al weggeborgen op een hoge plank.
En toen.
‘Connor Mooney.
Ik ben zijn vrouw, Rebecca Taylor.
We hebben verschillende achternamen.’
De echtgenote.
Zijn echtgenote.
Jouw echtgenote.
De echtgenote.
Ze had het ontdekt, van ons.
Dit was haar manier om mij te bereiken,
of om me te straffen,
want je was niet dood,
we hadden elkaar pas nog gesproken.
Ik was van plan je na de lunch een berichtje te sturen.
Om mijn excuses aan te bieden. Het goed te maken.
Rebecca belde natuurlijk omdat ze het wist
en ik moest snel een verklaring bedenken.
Vlug. Vlug.
Denk na.
‘Hij is dinsdag overleden,’ zei ze.
‘Mijn zwager zei dat ik u moest bellen.’
Je liegt, misselijk kutwijf,
zei ik niet.
Je liegt dat je barst, vuile bitch,
zei ik niet.
Ik zei: ‘Jeetje, wat akelig.
Dat is vreselijk nieuws.
Ik heb de gegevens hier voor me liggen.
Het testament is van enkele jaren geleden.’
Mijn handen lagen doodstil.
Ik bekeek de lijst met Taylors.
Keith, Leonard, Meaghan-Leah.
Mijn keel brandde zwaar en pijnlijk.
Mijn rechterhand trilde, ook al klampte ik
me vast aan het bureau.
Ik geloofde haar niet.
‘De uitvaart is vrijdag over twee weken.’
—–
Ik heb al vijftien dagen niks gegeten.
Ik heb je twintig dagen niet gezien.
Ik weet niet wanneer mijn eetlust terugkeert.
Ik zie jou nooit meer.
Ik ben weer net zo dun als in het begin,
toen ik buikpijn kreeg
van de laffe streken.
Jij zou zeggen dat ik er prima uitzie.
Maar dat is niet waar.
Het wordt ook opgemerkt.
De collega-notarissen lijken bezorgd,
alsof ik mijn cliënten misschien niet zal overleven.
Nora kwam met ijzertabletten aanzetten.
Tanya vroeg of ik zwanger was.
De zon piept moeizaam door de wolken.
Hij zou de strijd moeten winnen,
het is tenslotte juli.
Ik klem mijn hand om een bosje witte anjers.
Je hebt nooit gezegd dat je van bloemen hield
maar straks ben je ermee overdekt:
felgekleurde blaadjes,
steeds fletser,
als teken van liefde.
Sarah Crossan, Tussen ons, vertaling: Sabine Mutsaers, Uitgeverij Signatuur, 228 pagina’s (€ 20,99)
www.awbruna.nl
Dit boekfragment verscheen eerder in de Boekenkrant, editie april 2021.
Interesse? Bestel dit boek bij uw lokale Boekenkrant-boekhandel. Kijk hier voor een overzicht.