Boekfragment: Toen de wereld nog van ons was

‘Cruciale sprankjes hoop verlichten dit zeer aangrijpende boek.’ Guardian

1936

Leo
Ik kon de hele wereld zien! Tenminste, heel Wenen, en dat wás mijn wereld.
Mijn twee beste vrienden, Max en Elsa, stonden naast me, net als ik met hun gezicht tegen het glas gedrukt.
‘Kijk hoe klein de mensen zijn!’ riep Max uit, wijzend naar de straat onder ons, terwijl we hoger en hoger stegen.
‘Het is net een speelgoedstad!’ zei Elsa.
Ik kon niet eens praten. Ik was te bang dat een deel van mijn blijdschap naar buiten zou glippen als ik mijn mond open zou doen, en ik wilde er niets van verliezen.
Het was mijn negende verjaardag en sowieso de beste dag van mijn leven. Toen mijn ouders me vorige week hadden gevraagd wat ik op mijn verjaardag wilde doen, wist ik het meteen. Ik wilde een rondje maken in het reuzenrad van Wenen: het Riesenrad. We woonden al bijna mijn hele leven in Wenen, maar ik was er nog nooit in geweest. Elke keer dat ik het gevraagd had, had mama gezegd dat ik te jong was en dat ik het eng zou vinden om zo hoog in de lucht te zijn. Maar ik vond het totaal niet eng. Ik denk dat mama het gewoon zelf eng vond en dat ze daarom niet met ons mee wilde.
‘Papa neemt jullie mee naar de kermis,’ had ze tegen mij gezegd.
‘Ik blijf thuis om een heerlijke verjaardagstaart voor je te bakken.
Wat voor taart wil je?’
Sachertorte!’ antwoordde ik zonder na te hoeven denken.
Mama maakte de beste Sachertorte van heel Wenen. Ze had een geheim recept van omama, mijn oma.
Op de kalender in de keuken had ik de dagen tot mijn verjaardag afgekruist. De week was nog trager voorbijgekropen dan de slakken in onze tuin.
Maar nu was het dan eindelijk zover: ik was jarig, en het rondje in het Riesenrad was nog leuker dan ik me had voorgesteld. Het was een koude herfstdag, maar het was helder en zonnig, dus we konden kilometers ver kijken.
De gondel steeg hoger en hoger. We zaten al bijna in de wolken! Max drukte zijn voorhoofd tegen het raam. ‘Ik voel me net de koning van Wenen,’ zei hij. Het glas besloeg door zijn warme adem.
Ik snapte wat hij bedoelde. Ik voelde me onoverwinnelijk, zo hoog boven de stad. Wenen was van ons. De hele stad lag onder ons uitgespreid, speciaal voor Elsa, Max en mij. Het was alsof we alleen waren, en alle andere mensen naar de achtergrond verdwenen waren. Zelfs papa. Hij zat met een diepe rimpel in zijn voorhoofd een krant te lezen. Hij wist niet wat hij miste!
Ons maakte dat niet uit. Als de volwassenen het niet meekregen, bleef er meer over voor ons. Onze stad, deze gondel, onze vriendschap – meer hadden we niet nodig.
Zo voelde het altijd als we bij elkaar waren. We waren beste vrienden sinds de eerste dag van de Volksschule, twee jaar geleden. Toen hadden we met zijn drieën naast elkaar gezeten, met Elsa tussen Max en mij in, net als nu. Ik zie het nog steeds voor me: ik met mijn stropdas die zo strak zat dat ik nauwelijks kon ademen; Elsa met haar vlechtjes met roze linten en haar etui met glimmende kralen; Max in zijn broek die net te kort was en zijn overhemd dat net te groot was.
Die eerste ochtend keken we elkaar aan en we glimlachten, en het was alsof we het meteen wisten: wij zijn een team. Dat de jongens aan mijn stropdas trokken, dat ze Max plaagden omdat zijn enkels onder zijn broek uit piepten en dat de meisjes Elsa uitlachten om haar deftige linten maakte allemaal niet uit, want we hadden elkaar.

Liz Kessler, Toen de wereld nog van ons was, vertaling: Daniëlle Tuk, Uitgeverij Kokboekencentrum, 304 pagina's (€ 17,99). www.kokboekencentrum.nl

Dit boekfragment verscheen eerder in de Boekenkrant, editie december 2021.  
Benieuwd geworden? Bestel dit boek bij uw lokale Boekenkrant-boekhandel. Kijk hier voor een overzicht.

Berichten gemaakt 5312

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Gerelateerde berichten

Type je zoekwoorden hierboven en druk op Enter om te zoeken. Druk ESC om te annuleren.

Terug naar boven