Boekfragment: Tijdmeters

Aan de hand van de ogenschijnlijk gewone Holly Sykes voert David Mitchell de lezer een bovennatuurlijke oorlog van goed en kwaad binnen.

Het is Jacko. Hij staat daar alleen maar, en kijkt naar me. De echte Jacko zit, dat weet ik wel, zo’n dertig kilometer verderop een doolhof te tekenen of een schaakboek te lezen of zoiets Jacko-achtigs te doen, maar het joch naar wie ik sta te kijken heeft hetzelfde bruine, sluike haar, hetzelfde figuur en dezelfde houding. Hij heeft zelfs hetzelfde rode Liverpool-shirt aan. Ik ken Jacko, en dat is hem, of zijn eeneiige tweelingbroer van wie niemand afweet.
Ik loop weer verder en durf niet met mijn ogen te knipperen, bang dat hij anders verdwijnt. Als ik nog zo’n vijftig meter van hem af ben begin ik te zwaaien, en het joch dat onmogelijk mijn kleine broertje kan zijn zwaait terug. En dus roep ik zijn naam. Hij roept niet terug, maar draait zich om en loopt het tunneltje in. Ik weet niet wat ik ervan moet denken, maar ik loop op een drafje achter hem aan, bang dat Jacko rond is gaan rennen om me te zoeken, ook al weet het verstandige deel van me dat het hem niet kan zijn, want hoe zou Jacko moeten weten waar hij moet zoeken?
Ik ren nu zo hard als ik kan, wetend dat er iets vreemds aan de hand is, maar niet precies wat. Het tunneltje is bestemd voor wandelaars en fietsers, en dus vrij smal, en zo lang als de breedte van vier rijbanen plus de middenberm waar het onderdoor gaat. Verderop, eerst omlaag en dan weer wat omhoog, vormt de tunneluitgang een vierkant met velden, lucht en daken. Ik heb al een paar stappen in het tunneltje gezet voordat het me opvalt: in plaats van dat het naar het midden toe donkerder wordt, wordt het juist lichter, en in plaats van dat het geluid meer weergalmt, wordt het meer gedempt. Ik zeg tegen mezelf dat het inbeelding is, dat ik niet bang hoef te zijn, maar een paar stappen verder weet ik het zeker: het tunneltje verandert van vorm. Het wordt breder en hoger, krijgt vier hoeken, verandert in een ruitvormige ruimte… Het wordt iets anders. Het is ongelooflijk en angstaanjagend. Ik weet dat ik wakker ben, maar weet ook dat dit niet echt kan zijn. Ik loop niet verder, ik ben bang dat ik tegen de tunnelwand zal opbotsen. Waar is dit? Ik ben nog nooit in iets dergelijks geweest.
Is het een dagmerrie? Begint die ellende weer op te spelen? Links en rechts van me, op zo’n tien passen afstand, bevindt zich een smal raam. Ik ga er niet naartoe om erdoorheen te kijken, ze moeten ver voorbij de muren van het tunneltje zitten, maar toch zie ik door het linkerraam duinen, grijze duinen, die oplopen naar een hoge heuvelkam, maar buiten het rechterraam is het donkerder, de duinen lopen af naar de zee, maar de zee is zwart, totaal zwart, zwart als het duister in een doos in een grot een kilometer onder de grond. In het midden van de ruimte, waar die zich ook mag bevinden, is een lange tafel verschenen, en ik loop langs de linkerkant van de tafel verder, en kijk, daar is een vrouw, die aan de rechterkant meeloopt en gelijke tred met me houdt. Ze is jong en mooi, maar op een koele manier, als een actrice die afstand bewaart, ze heeft witblond haar, een doodsbleke huid en volle rozerode lippen, en ze draagt een baljurk van het diepste middernachtelijke blauw, als een vrouw uit een verhaal…

Tijdmeters

Boekgegevens

David Mitchell, Tijdmeters, vertaling: Harm Damsma & Niek Miedema, uitgeverij Nieuw Amsterdam, ISBN 978 90 468 1748 3 (€ 24,95).

Dit boekfragment verscheen eerder in de Boekenkrant, editie december 2014.

Berichten gemaakt 5312

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Gerelateerde berichten

Type je zoekwoorden hierboven en druk op Enter om te zoeken. Druk ESC om te annuleren.

Terug naar boven