Boekfragment: Op een ochtend

Rome, 1943. Op een sombere ochtend kruisen de blikken van twee jonge vrouwen elkaar. Chiara Ravello staat op het punt de stad te ontvluchten. De andere vrouw wordt met haar gezin een vrachtwagen in gedreven. In dat ene moment neemt Chiare een beslissing die de rest van haar leven zal bepalen.

Een jonge vrouw loopt met ferme passen door een straat in Rome. De riem om haar jas zit stevig aangesnoerd en om haar hoofd heeft ze een sjaal gewikkeld. Schuin om haar lichaam hangt een grote stoffen tas. Aan haar arm draagt ze een kleinere tas, met daarin haar portemonnee met een paar lires en haar papieren – haar identiteitskaart en een bonnenboekje. CHIARA RAVELLO, ongehuwd, staat er op de kaart, die ook haar adres bevat: Via dei Cappellari 147, appartement nummer 5. Ze heeft geen paraplu om zich te beschermen tegen de regen die gestaag uit de donkere hemel valt, een genadeloze stortregen die nog uren zal aanhouden, alsof hij medeplichtig is aan de gebeurtenissen van die dag.
Binnen een kwartier na het dringende telefoontje – ‘Mama is ziek,’ had Gennaro gezegd – was ze de deur uit. Dat ze überhaupt fatsoenlijk aangekleed is, gezien haar haast en het feit dat haar zusje, Cecilia, haar steeds door het huis achternaliep en haar ophield met zinloze vragen, is een klein wonder. ‘Wie belde er net?’ bij de badkamerdeur terwijl Chiara water over haar gezicht plensde. ‘Waarom kleed je je nu al aan? Het is pas kwart voor zes,’ toen Chiara haar kousen van de lijn voor de haard haalde en de vochtige, onwillige dingen om haar rillerige benen deed.
De regen is tot in het huis doorgedrongen; in de keuken lijkt een lichte mist te hangen.
‘Je kunt de deur niet uit zonder onderrok,’ toen ze haar rode wollen jurk over haar hoofd trok en haar riem dichtgespte. En toen, ineens kordaat: ‘Zal ik nog een kop koffie voor je maken?’
Terwijl Cecilia de koffiepot uitspoelde boven de gootsteen had Chiara even tijd om te bedenken wat ze misschien allemaal nodig had: haar jas en haar sjaal, en ze moest die extra tas zien te vinden voor het geval er nog iets te redden viel, beslissen of ze op de fiets zou gaan, nee, toch maar niet, want het zou te lang duren om dat ding door het trappenhuis naar beneden te manoeuvreren, lopen was sneller. Gennaro’s bar aan de Via Portico d’Ottavia was nog geen kilometer verderop.
Bij de keukendeur draaide ze zich om, om te zeggen dat ze moest gaan, en ze zag dat Cecilia daar stond, met de lege koffiepot in haar hand bungelend en met open mond. Chiara wist dat Cecilia zich herinnerde dat er geen koffie in huis was, dat er al ruim twee maanden geen koffie meer was; en dat die herinnering alles boven bracht wat met deze wetenschap te maken had: de bommen, de doden, de bezetting door de nazi’s, alles wat Chiara bij zichzelf ‘de puinhoop’ noemde. Anders zou ze haar zusje hebben getroost, maar vandaag niet.
‘Ik blijf niet lang weg,’ zei ze.
‘Ga nou niet,’ zei Cecilia. Ze had haar kleinemeisjesstem opgezet.
‘Godallemachtig,’ riep Chiara en weg was ze; haar laarzen maakten lawaai op de stenen trap, maar niet genoeg om het gejammer van haar zusje te overstemmen.
Eenmaal op straat bedacht ze zich, en ze holde de twee trappen weer op. ‘Kleed je aan. Pak wat warme kleren in.’
Cecilia’s mooie gezichtje met de reeënogen kreeg die zenuwachtige, kwijnende blik waardoor Chiara haar wel kon slaan.
‘Gaan we dan op vakantie?’ vroeg ze.

11 BF 0,5 Ambo Anthos Op een ochtend afb

Boekgegevens

Virginia Baily, Op een ochtend, vertaling: Anna Livestro, Uitgeverij Ambo|Anthos, ISBN 978 90 263 3117 6 (€ 19,99)

Dit boekfragment verscheen eerder in de Boekenkrant, editie november 2015.

Berichten gemaakt 867

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Gerelateerde berichten

Type je zoekwoorden hierboven en druk op Enter om te zoeken. Druk ESC om te annuleren.

Terug naar boven