Boekfragment: Jo

Het boek Jo bevat versleten en onzekere herinneringen aan Jo, aan wie Judith Herzberg haar overleven in de oorlogsjaren te danken heeft.

Dit verhaal begint op een memoire te lijken. Bestaan er ook zoekende, aarzelende, onzekere memoires die nog bezig zijn te graven en zelfs nog onzeker zijn over waar te graven? Nu komt Jo weer bij me op als ik me, door het noemen van de namen van Lotte en Mien Ruys, een bezoekje herinner aan datzelfde huis in de Honthorststraat waar ik midden in de oorlog op een middag twee chris-telijke schoolboekjes kreeg van Guus Defresne. Waarschijnlijk vond ik Jo’s aanwezigheid toen zo vanzelfspre-kend dat ik haar er niet bij zie als ik aan dat bezoekje denk.

Die middag in de Honthorststraat: dat moet dus eind 1943 zijn geweest, en het moet Jo zijn geweest die me erheen bracht want een joods onder-gedoken kind liep niet zomaar alleen over straat. Zelf vind ik het nog onvoorstelbaar, maar door iets wat Guus toen zei heeft dat bezoek zich ingegrift in mijn geheugen. Behalve dat kinderen zich soms slecht begrepen voelen, kunnen ze ook diep beledigd worden, dat over-kwam me toen, en dat is me daar-door bijgebleven. Guus vroeg ‘denk je nog wel eens aan je ouders.’ Diep diep beledigend was dat. Jo moet daarbij geweest zijn.

Ik denk niet dat we het daar op onze terugweg naar de Apollolaan over gehad hebben. Dat soort vertrouwelijkheid, bestond dat al? Dat lijkt me meer iets van deze tijd. Op 29 september 1943 had ik mijn ouders voor het laatst gezien, en hoe dan ook, of het vier of tien weken later was, een gevoelloze kwetsende vraag.

Hoe liepen we daar? Had ik een vals persoonsbewijs? Hadden we dat juist daar in de Honthorststraat gehaald? Of distributiebonnen? Hoe kun je iets beschrijven waarover je zo wei-nig weet? Ik wil niet te veel gaan raden, kan wel navragen hoe dat zat met persoonsbewijzen voor kinderen in 1943. Heb wel veel namen gehad. Herinnering, echte, nieuw: op een station, waar?, mocht/moest ik bedenken hoe ik van nu af aan wilde heten. Judith Herzberg ging niet meer, dat begreep ik. ‘Juul Hulsman’ bedacht ik. Dat was een vriendin van mijn oom Jacques Tas. Ze was blond en zo Arisch als je je maar voor kunt stellen. Mij leek het handig om toch J.H. te blijven.

Ik denk nu dat het op het Centraal Station in Amsterdam moet zijn geweest, de ochtend na de vlucht uit Barneveld. Juultje was een indrukwekkende wulpse vrouw die ik van ver bewonderde alleen al vanwege haar balletkuiten, zo onbe-reikbaar veel volwassener dan mijn spillebeentjes, toen. Was het Jo, die me vroeg een naam voor mezelf te bedenken? En wat gebeurde daar dan mee? Later, hoeveel later weet ik niet, werd me uitgelegd dat het gevaarlijk was de naam van een bestaande persoon als schuilnaam te nemen. Als ze vroegen hoe je heette, wat moest je dan zeggen?

Judith Herzberg, Jo, Uitgeverij Harmonie, 100 pagina's (€ 20,90), www.deharmonie.nl

Dit fragment verscheen eerder in de Boekenkrant, editie januari 2024.

Benieuwd geworden? Bestel dit boek bij uw lokale Boekenkrant-boekhandel. Kijk hier voor een overzicht.

Berichten gemaakt 3

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Gerelateerde berichten

Type je zoekwoorden hierboven en druk op Enter om te zoeken. Druk ESC om te annuleren.

Terug naar boven