Boekfragment: De kat

De kat is een ontroerende, poëtische roman over de vergankelijkheid van het leven en het vermogen te genieten van kleine, kortstondige momenten van geluk.

Ik zie het beeld nog vaak voor me: het kleine katje Pukkie dat opduikt en voor het eerst de dienstwoning die we huren binnenkomt. Het was de late herfst van 1988, toen de toestand van de keizer, die midden september bloed was gaan ophoesten, snel achteruitging en er een nationaal gevoel van ingetogenheid ontstond. Voor ons tuintje, dat alleen voor de vorm was afgescheiden van de ruimere tuin, was een kleine ruimte met een aarden vloer, waar we de wasmachine hadden neergezet. Op een zonnige middag glipte ze daar op een bepaald moment door de deur die op een kiertje stond, zette zachtjes haar vier witte, glimmende pootjes op de half aan de zon blootgestelde vlonder en overzag rustig wat zich verderop in het schamele interieur bevond, terwijl ze met haar hele lijf een welgemanierde nieuwsgierigheid uitstraalde. De huisbazin joeg de lapjeskat van onze zuiderburen onophoudelijk weg. Verder dwaalde er op het terrein ook regelmatig een oude zwerfkat rond. Die was tweekleurig: zwart met roestbruin, of misschien moet ik het eerder omschrijven als een modderkleur waarin inktzwart zat vermengd. Ik had gehoord dat ze binnendrong in huizen als er niemand was, ook al moest ze daarvoor een schuifdeur opentrekken. Mijn vrouw was haar vertederd Rover gaan noemen.
In de bijzondere bepalingen van ons huurcontract stond dat kinderen en huisdieren verboden waren, maar op een dag verontschuldigde de bazin zich tegenover mijn vrouw voor deze manier van uitdrukken. Voor de twee oudjes was stilte gewoonweg de allereerste voorwaarde. Maar hun rustige leven veranderde toen niet veel later de gezondheid van de oude man verzwakte en hij het bed moest houden in de kamer aan de westkant van de hoofdwoning, zodat de last van heel wat klusjes in en om het huis het vrouwtje een beetje te veel werd. Ik denk dat ze het daardoor ook opgaf nog katten weg te jagen. Katten zijn katten, en meer dan ooit tevoren gaven ze zich nu over aan wispelturige zoektochten en onbestendige avonturen, volop profiterend van de uitgestrektheid van de tuin en hun eigen speciale hoge toegang via de omheining.

Toen Pukkie eenmaal had geleerd hoe ze dit huisje in kon, begon ze wel vaker stilletjes naar binnen te komen, zolang we maar een kiertje openlieten. Kattenkwaad haalde ze echter niet uit. Ze wandelde langzaam rond in huis. En steeds weer gleed ze overal tussendoor met dat soepele lijf van haar, waarop roetzwarte vlekken zich aftekenden tegen de melkwitte vacht.
Pukkie jankte dus niet. En ze liet zich niet vasthouden. Als ik haar probeerde op te pakken, liet ze toch een vaag, nauwelijks hoorbaar miauwtje ontsnappen en gebruikte ze even haar tanden, waarna ze uit mijn handen glipte. Mijn vrouw was er snel bij om zulke bemoeienissen te berispen. Ze lachte om haar gebeten echtgenoot en zei: ‘Ik pak haar tenminste niet op. Ik gun Pukkie haar vrijheid.’ En zo liep Pukkie vrij de kamers in en uit, zonder dat ze werd aangeraakt, en ze begon er ook te slapen, wanneer het haar uitkwam, in welke houding het haar uitkwam.

De kat

Boekgegevens

Takashi Hiraide, De kat, vertaling: Luk Van Haute, Uitgeverij Meulenhoff, ISBN 978 90 290 9039 1 (€ 17,95)

Dit fragment verscheen eerder in de Boekenkrant, editie maart 2015

Berichten gemaakt 5308

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Gerelateerde berichten

Type je zoekwoorden hierboven en druk op Enter om te zoeken. Druk ESC om te annuleren.

Terug naar boven