Op reis kom je erachter: hoe ging dat ook alweer, vader en zoon zijn? Balkan Blues van Nils Elzenga is een ontwapenend, eerlijk boek van een zoon over zijn vader.
Ik zat nog op de middelbare school toen we voor het laatst langer dan een week samen op pad waren. Mijn moeder leefde nog. Mijn vader was een imposante verschijning met zijn één meter negentig, haviksneus en doordringende donkerbruine ogen. We gingen samen vissen in de grachten van Delft, of op mooie weekenddagen in de poldersloten buiten de stad. Met wiskundige precisie lokaliseerde hij dan waar de vissen zich ophielden. Zo nam hij me soms mee naar een brug – hoe hij die ontdekt had ben ik nooit te weten gekomen – waar we telkens als we onze hengels uitwierpen dikke blauw-zilver gestreepte baarzen vingen. ‘Dit is ons geheim, Nils,’ zei Dik op een keer samenzweerderig, net nadat hij een joekel van een baars had teruggegooid in het modderbruine water. ‘Laten we elkaar beloven dat we het nooit aan iemand anders vertellen. Goed?’ We zwoeren het door in onze handen te spugen en die te schudden. Diks hand rook nog helemaal naar vis, en op zijn wijsvinger zat een bloedveeg omdat hij zich had geprikt aan de stekelige rugvin van zijn vangst. Die verwonding vond ik machtig stoer. Mijn vader en ik tegen de rest van de wereld; reken maar dat wij gingen winnen. Als ik moest voetballen, dan schreeuwde hij langs de zijlijn zijn stembanden schraal. Glimmend van trots stopte hij me eens een vijfguldenmunt toe nadat ik drie doelpunten had gescoord. Ik voelde me de koning te rijk. Tijdens seizoensfeesten van de vrije school Widar in Delft, mijn basisschool, kwam er een wildere kant van mijn vader boven. Dan liet hij bloemen door zijn haar vlechten, pakte hij mijn hand en sprongen we zo vaak ik maar wilde over het vreugdevuur van het Sint-Jansfeest, de viering van midzomer. Of we dansten net zo lang rond de meiboom tot we uitgeput ter aarde stortten, Dik op zijn rug in het gras, ik boven op hem. Zijn lange armen lagen om me heen, mijn hoofd rustte op zijn borst, en mijn bewustzijn vulde zich met de slagen van zijn hart, dat tekeerging als een galopperend paard.
En nu? Nu ben ik met een krakkemikkige karikatuur van die vader begonnen aan een vier weken lange tocht door voormalig Joegoslavië, waar de oorlog officieel weliswaar voorbij is, maar onderhuids nog alomtegenwoordig. Net als de strijd tussen Dik en mij. De dood van mijn moeder heeft ons met grof geweld uiteengedreven. Jarenlang hadden we nauwelijks contact, omdat we niet wisten hoe we met elkaar om moesten gaan. Als we elkaar toch zagen, dan kon je ervan uitgaan dat er hommeles kwam, hoe we de spanningen ook onder de duim probeerden te houden. Etentjes eindigden niet zelden met ruzie. Een langer gezamenlijk avontuur, dachten we, zou onze band helpen herstellen. Eindelijk zou er tijd zijn om de vragen te stellen die nooit gesteld waren. Om de opgekropte verwijten te ventileren die in de loop der jaren waren gaan etteren. Om elkaar eens een keer goed de waarheid te zeggen of ladderzat te worden, voor mijn part allebei tegelijk, als het de lucht maar zou klaren. Maar vooral om elkaar, twintig jaar na Jokes laatste ademtocht, weer recht aan te kunnen kijken. Wie is toch deze man op wie ik zo lijk? En hoe verhoud ik me in godsnaam tot hem?
Boekgegevens
Nils Elzenga, Balkan Blues, Uitgeverij Signatuur, 192 pagina’s (€ 18,99)
Dit fragment verscheen eerder in de Boekenkrant, editie april 2020.