Boekenkrant-schrijfwedstrijd: Waterscheiding

Waterscheiding is een van de vijf genomineerde verhalen van de Boekenkrant-schrijfwedstrijd 2022. In dit verhaal van Berit Brink zit je meteen in het hoofd van Ellie, een jonge fotografe die het perfecte plaatje probeert te schieten. Met evenveel gemak en precisie schetst Brink de herkenbare zomertaferelen rond het zwembad, als de surrealistische gebeurtenis die zich vlak daarnaast afspeelt.

Waterscheiding

Het meisje lag aan de voet van de heuvel bij het zwembad, haar huid wit en glanzend als de binnenkant van een schelp. Ze deed Ellie onwillekeurig denken aan een diepzeedier zoals ze dat weleens op National Geographic had gezien: een glibberig, spichtig wezen met glasachtige vinnen dat overleefde in de duisternis.


Ze lag zonder handdoek in het gras, en van waar Ellie zat kon ze niet zien of ze aan het lezen was of misschien sliep. Ze zag alleen haar uitgestrekte, bleke benen, de opwaaiende zoom van haar witte jurk, haar haren zo blond als je normaal gesproken alleen bij kleine kinderen zag. Alles aan haar was helwit als de zon.

Niemand anders leek haar op te merken. Dat was het mooie van fotograferen, had Ben gezegd: je ziet dingen die anderen niet zien.

Toch had ze nog geen foto genomen.

Vanaf haar plek halverwege de heuvel had Ellie perfect zicht op het hele terrein: de glooiende heuvels met het zwembad in het midden, het winkeltje met de Coca-Cola-vlag aan de andere kant van het bad, het pierenbadje onder de dennenbomen.

Niemand waagde zich hierboven, ver van het water en de schaduw en alles wat de hitte enigszins dragelijk maakte.
De laatste keer dat ze hier met Ben had afgesproken was hij theatraal naar boven gesjokt en had quasi-vertwijfeld uitgeroepen: “Waarom zit je hier zo aan de rand van de beschaving?”

Ellie had lachend haar T-shirt naar zijn hoofd gegooid.
Ben maakte foto’s omdat hij graag overal bij was.

Ellie maakte foto’s zodat ze nergens écht bij hoefde te zijn.

En hoewel Ben vaak overdreef moest ze toegeven dat ze nogal afgelegen zat: de modderige rivier achter de heuvel was dichterbij dan het zwembad zelf.

Maar Ellie was hier niet voor het zwembad. Ze kwam voor een foto. Tot nu toe had ze voor elke opdracht landschappen vastgelegd: parken met vijvers, vergezichten met koeien. Voor portretten had je andere vaardigheden nodig, aldus haar docent. Doorzettingsvermogen. Lef. Ga op zoek naar kleur, en go from there.

Ze vatte het op als een uitdaging.

Maar na drie vruchteloze middagen aan het zwembad had ze haar lot als landschapsfotograaf al bijna geaccepteerd. De enige kleuren in het Franklinbad in augustus waren leerachtig koper en brandweerwagenrood, en elk gezicht was zo doorsnee dat ze zin kreeg haar camera in het water te gooien.

Tot die plotselinge witte schicht aan de rand van haar blikveld, even onverwacht en troebel als een lens flare.

Wit was ook een kleur. Toch?                           

Ellie bracht de camera naar haar gezicht. Het duurde even voor ze begreep waar ze naar keek: de beelden in de zoeker waren een aaneenschakeling van gelakte teennagels en peuters met smeltende ijsjes en andere zomerse clichés. Jezus. Ze hield de camera even van zich af en kneep haar ogen dicht voor ze het opnieuw probeerde.

Ze vertraagde en liet de camera langzaam langs de rand van het zwembad glijden. Ze had zo ver ingezoomd dat ze de spikkels in de natuurstenen rand van het bad kon zien. Ze zag een kleuter met het emmertje, een vrouw met een tijdschrift – maar waar was dat meisje?

Plotseling werd de lens geblokkeerd door een melkachtig wit.
Ze liet het fototoestel in haar schoot vallen.

Het meisje stond vlak voor haar, zo dichtbij dat Ellie onwillekeurig achteroverleunde. Van dichtbij leek haar huid haast doorschijnend, en Ellie wilde haar hand uitstrekken en met haar vingertoppen haar schenen aanraken, dat matte, koele blauwwit voelen.

In plaats daarvan tastte ze naar haar zonnebril in het gras.

“Hoi,” zei ze. Het klonk als een vraag.

Het meisje groette niet terug, maar kneep haar ogen samen. Ze tuurde naar Ellie alsof ze iets probeerde te begrijpen, en lichte frons tussen haar wenkbrauwen.

Je moet een beetje durven, had Ben gezegd. Als fotograaf.

“Sorry,” begon Ellie, “dit is misschien een beetje een rare vraag, maar mag ik een foto van je maken? Ik doe mee aan…”
Ineens boog het meisje abrupt voorover, haar lichaam scharnierend als een marionet. Ellie kromp ineen. Het meisje bracht haar gezicht dicht bij dat van haar. Haar lange witte haar streek langs Ellie’s dijen, en ze ving de geur op van iets nats – een vage, zilte geur, als rottende vegetatie.

“Het hoeft niet,” sputterde ze, verder achteroverleunend, “het was gewoon een idee.” Het meisje bleef haar strak aankijken, haar ogen de kleur van het zwembad. En toen glimlachte ze – een brede lach die haar ogen niet bereikte.

Even onverwacht als ze zich had gebukt richtte ze zich weer op. Zonder iets te zeggen keerde ze zich van Ellie af en liep met grote passen de heuvel op. Pas toen ze over de top verdwenen was kwam Ellie ook overeind. Ze klopte het gras van haar shorts en haalde diep adem. Ze had het gevoel alsof ze kortstondig in een vacuüm had verkeerd en het geluid pas nu terugkeerde. Ze wierp een blik over haar schouder. Beneden bij het zwembad vormde een stel kinderen een rij om hand in hand het water in te springen. Iets verderop zat een gezette vrouw van middelbare leeftijd haar verbrande armen in te smeren. Het was precies wat je zou verwachten, precies wat ze al honderd keer had gezien – een parade van voorspelbare zomertaferelen die voortduurde als een eindeloze midzomernachtmerrie.

Ellie beet op haar lip. Even aarzelde ze, maar toen hing ze de camera om haar nek en haastte zich omhoog.

Tegen de tijd dat ze de top bereikte was het meisje al halverwege de andere kant, die overdekt was met een wirwar van onkruid en struikgewas. Brandnetels en duizendblad reikten tot aan de oever, waar de takken van een treurwilg in het water hingen. Het meisje leek er geen last van te hebben. Ze gleed en sprong door de bloemen die tot haar oksels reikten alsof ze niets voelde van de netels en zanderige ondergrond.

“Hé, wacht!” riep Ellie met schorre stem. Ze veegde haar handen weer aan haar shorts af en stapte de struiken in. Haar voet zonk meteen weg, en ze deed een paar struikelende stappen de heuvel af.

Het meisje keek niet op of om. Ze was snel – te snel. Ellie greep haar fototoestel met één hand vast en sprong een heel stuk naar beneden. Ze voelde de branderige steek van een netel, en sloeg het opwaaiende pluis van een distel van zich af. Ze deed nog een paar stappen – half glijdend, half slippend, zand tussen haar tenen en iets plakkerigs in haar gezicht.
“Wacht nou even!” riep Ellie, haar haar uit haar ogen vegend.

Het meisje reageerde niet en dook voorover het water in. Haar witte jurk bolde op als een plastic zak in de wind. Ze waadde naar het midden van de stroom, en toen bleef ze staan. Langzaam draaide ze zich om. Haar ogen ontmoetten die van Ellie, en een moment lang keken ze elkaar aan. Ze lachte.              

En toen begon ze te zinken.

Het was alsof ze werd verzwolgen door haar jurk – eerst verdwenen haar heupen, en toen haar middel. Haar torso en armen volgden, tot alleen haar hoofd nog boven water uitstak. Strengen van haar haar dreven op de oppervlakte als lichtend zeewier.

“Wat doe je?” riep Ellie, en struikelde nog een meter naar beneden. Ze hoorde zelf hoe vreemd haar stem klonk – geknepen, zeurderig.   

Het meisje zonk verder, haar blauwe ogen nog net zichtbaar boven de waterlijn. Een seconde lang was haar gezicht gehalveerd, gespiegeld – het gezicht van een alien, zonder mond en met vier ogen, omlijst door een kroon van fonkelend haar.

Eén seconde, en toen was ze weg.

Twee seconden.

Drie.

Ellie bewoog zich niet.


Achter haar: het overdreven gelach van een stel tienermeisjes, de plons van iemand die een bommetje in het zwembad deed, de openingsmaten van een jaren 80-hit.

Voor haar: het met zonlicht bespikkelde water van de rivier, brandnetels die naar het oppervlak bogen als dorstige tongen, concentrische cirkels die wijder en wijder werden tot ze uiteindelijk verdwenen. Ellie deed nog een stap en zakte in een zanderig gat. Ze voelde hoe haar enkel verdraaide en vloekte. Ze trok haar voet tevoorschijn en deed een laatste, hinkelende stap naar de rivier.

Lef. Heb een beetje lef.

Ze liet haar fototoestel achter op de oever. De stroom was ijzig koud en ze liet zich snel zakken om aan de kilte te wennen, wiekend met haar armen alsof ze pas had leren zwemmen.

De rivier was leeg, stil.


Er was niets behalve de slijmerige waterplanten die langs haar benen streken, en scherpe kiezels die in haar voetzolen staken. Voorzichtig draaide ze zich om en tastte onder water. Niets. Ze draaide opnieuw, en opnieuw; ze voelde met handen en voeten, maaide met haar armen, speurde het water af op zoek naar een glimp wit tussen al dat modderige bruingroen – dat glinsterende, stralende wit.

Ze bleef rondwentelen, steeds wanhopiger, totdat er groepje mensen bovenop de heuvel verscheen. Toen begon ze te schreeuwen.

Berichten gemaakt 5342

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Gerelateerde berichten

Type je zoekwoorden hierboven en druk op Enter om te zoeken. Druk ESC om te annuleren.

Terug naar boven