Boekfragment: Biografie van de Zuiderzee

Arie Kok vertelt de geschiedenis van de Zuiderzee in 25 verhalen, waarin mensen centraal staan en met prachtig beeldmateriaal. 

‘Voor je het wist stond het water tot aan de deurkruk’ 
Leven in dialoog met het water, een inleiding 

Het begon voor mij tijdens de zomervakantie van 1976. Mijn ouders hadden besloten dicht bij huis in Nijkerk te blijven, en op een zonnige dag staken we het randmeer over. In de hardblauwe Kadett van mijn vader reden we de polder in, over wegen zo recht als een liniaal, die grote gele vlakten in tweeën sneden. ‘Koolzaad,’ wees mijn vader. ‘Dat planten ze om de drooggevallen zeebodem rijp te maken voor landbouw.’ Even later wierpen we vanaf de Ketelbrug een blik over het water, en gingen we rechtsaf. Gele velden waren hier niet meer te zien. Er stonden bomen langs de weg, en boerderijen met rode pannendaken, waar overal dezelfde betonnen schuur naast stond. Bij een verhoging in het landschap parkeerde mijn vader de Kadett. We spreidden een kleed uit in het gras en aten witte puntjes met kaas en gebraden gehakt, die mijn moeder in een boodschappentas meegenomen had. Even later stond mijn vader op en liep op de zwarte geteerde palen af die in een rij tegen de terp gezet waren, een restant van een oude palendijk. Hij gebaarde met zijn vlakke hand tot boven zijn hoofd en zei: ‘Tot hier moet het water gestaan hebben.’ Ik keek om me heen, zag het kale land en probeerde me een voorstelling te maken van aanrollende golven die tegen de palen uiteenspatten. En ik keek omhoog, naar het kerkje, dat eenzaam en gesloten op de hoogte stond. ‘Woonden hier mensen?’ vroeg ik. ‘Lang geleden wel,’ zei mijn vader. ‘Ze moesten weg, het werd te gevaarlijk om op Schokland te wonen, en ze waren te arm.’ ‘Schokland…’ Ik proefde het woord op mijn tong, en voor mijn geestesoog zag ik eilanders voorbijlopen, sombere mensen, hangend tegen de wind in. Ze gingen het kerkje binnen. Later die middag wandelden we door de met wasgoed behangen straten van het oude Urk. We rondden de vuurtoren en bekeken bij het vissersmonument eerbiedig de vissersvrouw in brons. Ze keek een laatste keer achterom over de zee, of ze de kotter van haar man toch nog zag komen. Sinds die zomer heeft het verhaal van de verdwenen zee en zijn kustbewoners me niet meer losgelaten. Bijna een halve eeuw later sta ik met klei aan mijn schoenen op een naamloze dijk. Het is winter, de stilte hangt over het land, de pont bij Eemdijk is uit de vaart. Met moeite heb ik de uiterste punt van de Eempolder bereikt, ik kijk nu uit over het randmeer. Het ligt er leeg en vanzelfsprekend bij, alsof het er altijd al was. Op de andere oever doen de windmolens van het nieuwe land hun werk. Even verderop stroomt het water van de Eem nauwelijks merkbaar uit in het meer. Nog niet zo heel lang geleden keek je vanaf hier uit over het drukste verkeersplein van Europa. Honderden bruine zeilen verlieten na het verstrijken van de zondag de havens van Spakenburg, Huizen en andere plaatsen, op jacht naar haring en ansjovis. Beurtschippers zeilden met tjalk of aak van kust naar kust en brachten passagiers en goederen naar de andere kant. Sneller dan over het water kon een mens niet reizen, zo is het eeuwenlang geweest. 

Boekgegevens

Arie Kok, Biografie van de Zuiderzee, Uitgeverij Omniboek, 256 pagina’s (€ 25,00)

Dit fragment verscheen eerder in de Boekenkrant, editie februari 2021.   

Benieuwd geworden? Bestel dit boek bij uw lokale Boekenkrant-boekhandel. Kijk hier voor een overzicht. 

Berichten gemaakt 5312

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Gerelateerde berichten

Type je zoekwoorden hierboven en druk op Enter om te zoeken. Druk ESC om te annuleren.

Terug naar boven