Boekenkrant-schrijfwedstrijd: ‘Stoplicht’

‘Stoplicht’ is een van de vijf genomineerde verhalen van de Boekenkrant-schrijfwedstrijd 2021. Romeo Mazzei begint zijn verhaal met dialoog, waardoor je meteen in het verhaal zit. Veel is nog onduidelijk aan het begin, maar hoe verder je leest, hoe beter duidelijk wordt wat er gebeurd is. De ironische twist aan het einde maakt het verhaal luchtig, ondanks het toch wel wat zware onderwerp.

‘Had je het stoplicht niet gezien?’ vraagt de oude man op strenge toon.

‘Eh… jawel,’ antwoord ik schuchter.

‘En?’

‘Het was rood.’

‘En toch reed je door.’

‘Het spijt me,’ zeg ik met onvaste stem. Mijn ogen worden troebel.

‘Voor spijt is het nu veel te laat, jongeman,’ zegt hij somber. ‘Had je soms haast?’

‘Nou… nee, niet echt,’ mompel ik, terwijl ik me achter mijn oren krab. ‘Op dat kruispunt blijft het stoplicht altijd ontzettend lang op rood staan. Ik… ik had gewoon geen zin om te wachten.’

‘Dus je was gewoon ongeduldig.’

Ik sla mijn ogen neer. ‘Ehm… ja.’

‘Zonde. Als je een goede reden had om de verkeersregels aan je laars te lappen – een hoogzwangere vrouw naar het ziekenhuis vervoeren, bijvoorbeeld –, dan had ik daar nog begrip voor kunnen opbrengen. Maar dit was gewoon horkerig gedrag.’

Een traan rolt over mijn wang. ‘Ik heb toch al gezegd dat het me spijt.’

‘En je was ook nog eens afgeleid door je mobieltje, heb ik begrepen.’

Mijn andere wang wordt vochtig.

‘Nou? Vertel op!’

‘Oké, oké!’ roep ik, waarna ik de tranen van mijn gezicht veeg. ‘Net toen ik het stoplicht passeerde, voelde ik mijn telefoon in mijn broekzak trillen. Ik was benieuwd wat voor bericht ik ontvangen had, dus nam ik snel een kijkje.’

‘Niet snel genoeg, klaarblijkelijk. Was het een belangrijke boodschap?’

‘Het was mijn datingapp. Ik had een match.’

De man fronst. ‘Geen idee wat dat betekent, maar ik neem aan dat het niet het veroorzaken van een dodelijk verkeersongeluk waard was.’

Een diepe zucht ontsnapt aan mijn lippen. ‘Nee, meneer,’ zeg ik, terwijl ik lafjes mijn hoofd schud.

‘Zulke nalatigheid in het verkeer gaat alle perken te buiten. Je mag blij zijn dat ik niet degene ben die over jouw lot oordeelt. Als ik het hier voor het zeggen had, dan had ik je direct in de cel gesmeten en de sleutel weggeflikkerd.’

Zijn woorden komen aan als een mokerslag. Ik hap naar adem.

Er valt een ongemakkelijke stilte. Dat wil zeggen, ongemakkelijk voor mij. De oude man is duidelijk in zijn element en lijkt zelfs van dit moment te genieten.

Op dit ogenblik wil ik niets liever dan door de grond zakken, onzichtbaar worden, verdwijnen, maar mijn geweten laat dat niet toe. Er is nog een vraag die beantwoord moet worden.

Ik slik. ‘Hoe… hoe gaat het met de bestuurder van de wagen waar ik tegenaan knalde?’

‘Wonder boven wonder mankeert hij niets. Nou ja, wonder… Hij zat in een vrachtwagen, jij op een racefiets. Het is best eenvoudig te voorspellen hoe zo’n aanvaring afloopt.’

Er valt ineens een enorme last van mijn schouders. ‘Dus… hij is ongedeerd,’ zeg ik zacht. ‘Dat is een hele opluchting.’

Het gezicht van de oude man verstart. ‘Na het ongeluk stapte hij uit zijn truck en viel meteen flauw toen hij het spoor van bloed, botten en ingewanden zag dat over de weg uitgesmeerd was. Het beeld van een tot moes gereden fietser zal vrijwel zeker voor de rest van zijn leven op zijn netvlies gebrand staan.’

Ik huiver.

De man kijkt op zijn horloge. ‘Nou, het was werkelijk enig om je gesproken te hebben, maar nu is het tijd om afscheid te nemen. Ga maar bij de poort staan.’

Ik loop voorzichtig naar het gevaarte, dat boven alles uittorent. Het ziet er verre van uitnodigend uit. Talloze lange, dikke spijlen staan dermate dicht op elkaar, dat het onmogelijk is om een glimp op te vangen van wat zich aan de andere kant bevindt.

‘Wat zit er achter deze poort?’ vraag ik, zonder te overwegen of ik het antwoord eigenlijk wel wil weten.

De man haalt zijn schouders op. ‘Ik zou het niet weten. Zelf ben ik daar nog nooit geweest. Mijn taak is slechts om de bezoekersstroom in goede banen te leiden. Zie mij maar als een soort verkeersregelaar.’

‘Erg grappig.’

‘Ik weet niet of dat grappig is. Ironisch wel, in jouw geval.’

Lichtelijk geïrriteerd wend ik mijn blik van de man af en aanschouw het reusachtige portaal. Met onzekere stappen kom ik dichterbij en pak de ijskoude deurknop vast. Wanneer ik deze omdraai, gebeurt er echter niets. Hoe ik ook duw of trek, er is geen beweging in te krijgen. Verbouwereerd kijk ik om me heen.

‘Scheelt er iets, jongeman?’

‘De… de poort is dicht.’

‘Dat klopt.’

‘Maar wanneer kan ik dan naar binnen gaan?’

‘Even wachten tot het groene lichtje gaat branden.’


Berichten gemaakt 5312

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Gerelateerde berichten

Type je zoekwoorden hierboven en druk op Enter om te zoeken. Druk ESC om te annuleren.

Terug naar boven