Artikel: ‘Er zit iets tussen hem en de wereld’

Han (J.J.) Voskuil hield 65 jaar lang dagboeken bij, die de komende jaren in zeven delen worden gepubliceerd. In het eerste deel: Bijna een man volgen we de schrijver tijdens de Tweede Wereldoorlog en als student in Amsterdam. Bij de boekpresentatie in Spui25 blijkt dat het werk van de schrijver nog steeds een sensatie is. ‘Hij beheerste het instrument van de taal tot in zijn vingertoppen,’ zegt presentatrice Hanneke Groenteman daar.  

Door Hugo Jager 

Wie begint te lezen, raakt onmiddellijk verzeild in de wondere wereld van Voskuil. Op de eerste bladzijden van het dagboek is Voskuil dertien jaar oud en gaat hij naar de lagere school in Den Haag. De hoofdonderwijzer komt ter ore dat hij postzegels verzamelt. Daarop nodigt hij Han en zijn broertje uit. Als ze een blik werpen op zijn verzameling schrijft hij: ‘Met zo’n volwassen man voelde ik me slecht op mijn gemak en ik wist niet hoe ik moest reageren op wat hij ons liet zien.’ En even verder: ‘Ik schaamde me en voelde me diep ongelukkig.’ Hier legt hij het mislukken van menselijk interacties onder een vergrootglas. De daarmee verbonden schaamte is een belangrijk thema in het gehele oeuvre van Voskuil. 

Hanneke Groenteman interviewde de schrijver verschillende keren en zegt over dat terugkerende thema: ‘Schaamte is eigenlijk ook een hele grote egocentrische emotie. Want door die schaamte denk je dat iedereen jou aan het beoordelen is. Het is dus gek genoeg geen bescheiden emotie.’ Voor haar vormt dat ook het beeld dat ze heeft van de schrijver. ‘Het was geen bescheiden man. Het was een heel hooghartig iemand, die zijn hooghartigheid vermomde als bescheidenheid.’  

J.J. Voskuil (c) Bert Nienhuis

Maarten Koning 

In de dagboeken draait het natuurlijk om Voskuil zelf, terwijl de hoofdpersoon van zijn autobiografische romancyclus Het Bureau toch echt Maarten Koning heet. Criticus Elsbeth Etty beaamt het belang van dat onderscheid bij de presentatie. ‘Maarten Koning is niet gemodelleerd naar Han Voskuil. Han Voskuil heeft geprobeerd zichzélf te modelleren naar Maarten Koning, zijn ideale zelfbeeld. Voskuil wilde zichzelf en zijn lezers laten geloven dat hij net zo zuiver en principieel was, maar dat was hij natuurlijk niet.’  

Etty illustreert dat met een anekdote. Nadat ze een lezing hield over de eerste delen van Het bureau, ontving ze een handgeschreven kaartje van Voskuil. Daarop stond dat hij de in boekvorm uitgegeven lezing het beste vond van wat er nu toe over hem was geschreven. ‘Op dat moment realiseerde ik me dat ik een kritiekloze analyse van Voskuils oeuvre had gemaakt. Ik had hem kennelijk naar de mond gepraat. Ik merkte dat ik hem begon te ontlopen, ook omdat ik het plaatsvervangend gênant vond voor Voskuil dat hij het nodig vond om met een recensent te slijmen.’ Toch kwam ze Voskuil daarna weer tegen bij de uitreiking van de Libris Literatuur Prijs eind jaren negentig, waar ze hem tegen een collega-recensent hoorde zeggen: ‘Dank voor uw prachtige stuk. Het is het beste wat er tot nu toe over mijn werk geschreven is.’ Het laat zien dat de schrijver een zeker cynisme aan de dag legde tegenover diegenen die iets van zijn werk vonden. Je kunt je afvragen of dat een verachtelijke menselijke eigenschap is.  

Geheimzinnig 

Dat werpt de vraag op hoe dichtbij we eigenlijk bij Voskuil zelf komen in de dagboeken. ‘Dat is het geheimzinnige bij Voskuil,’ zegt Groenteman. ‘Dat je bij de neus genomen wordt. Zelfs als hij met dat obsessieve schrijven in zijn dagboek het niet kan laten je dichterbij te laten komen, ga je ook twijfelen: laat hij mij wel echt dichterbij komen? Er zit iets tussen hem en de wereld.’  

Hoewel we ons van dat filter bewust moeten zijn, valt er veel te herkennen uit de romans. Prachtig is de beschrijving van de allereerste ontmoeting met zijn latere echtgenote Lousje in februari 1944: ‘Omdat ze ver van me af had gezeten, had ik tot op dat ogenblik geen aandacht aan haar besteed, maar toen ik tegenover haar stond en vroeg of ik haar naar huis mocht brengen, was ik meteen verkocht. Ze had een grappige stem. Ik gaf haar een arm, ze versprong om in de pas te komen waardoor het even leek of we zweefden.’  

Lezers van Het Bureau kennen haar als de principiële en soms zelfs wat onredelijke vrouw van Maarten Koning: Nicolien. In het dagboek komen we helaas weinig te weten over de relatie tussen Han en Lousje. Dat heeft er waarschijnlijk mee te maken dat Lousje passages die haar niet bevielen uit het dagboek knipte, omdat ze vond zelf ook zeggenschap te hebben over de beschrijving van hun gezamenlijke leven. Die vorm van censuur was Voskuil zelf niet welgevallig. Hij vond dat alle sjeu uit het verhaal was verdwenen. Overigens blijkt uit het dagboek ook dat Lousje haar man soms door dik en dun steunde. Bijvoorbeeld als Voskuil oppert een roman te willen schrijven. ‘Lousje is er rotsvast van overtuigd dat het me lukken zal. Zelf weet ik dat nog niet.’ 

Literaire aspiraties zijn ook een belangrijk thema als vriend Jaap voorstelt om een brievenboek te schrijven. De deceptie is enorm als Jaap het resultaat onder ogen krijgt: ‘“Jij moet op je donder hebben voor die brief!” zei hij agressief. Hij vond hem litteraire prietpraat, derderangslitteratuur, angst voor het experiment. Dat het mij vooral om de sfeer gaat, omdat ik niet bij machte ben directe mededelingen te doen, sprak hem niet aan.’ Een soortgelijke scène lezen we terug in de roman Bij nader inzien, waar studievriend Paul Dehoes aan Maarten vraagt een briefroman te beginnen, een project waar uiteindelijk niets van terechtkomt.  

Dit eerste deel leest kortom als een ultiem Voskuiliaans avontuur. De manier waarop hij zijn eigen belevenissen in een literaire vorm giet, maakt hem een groot verhalenverteller. Hoe hij het onvermijdelijke falen van menselijke interacties onder de aandacht brengt. En schrijft over de verachtelijkheid van pretenties. Dat hij het woord ‘mieters’ gebruikt als een ode aan de rijkdom die herhaling biedt. Waar Groenteman en Etty lijken te twijfelen of hun sympathie volledig bij Voskuil ligt, kan ik alleen maar volmondig zeggen dat ik daar anders over denk.  

J.J. Voskuil, Bijna een man. Dagboeken 1939-1955. Uitgeverij Van Oorschot Amsterdam, 688 pagina (€ 45,-) 

Dit artikel verscheen eerder in de Boekenkrant, editie november 2022.
Benieuwd geworden? Bestel dit boek bij uw lokale Boekenkrant-boekhandel. Kijk hier voor een overzicht.

Berichten gemaakt 5308

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Gerelateerde berichten

Type je zoekwoorden hierboven en druk op Enter om te zoeken. Druk ESC om te annuleren.

Terug naar boven