William en Richard maakten altijd gebruik van dezelfde tactiek. Zodra ze in een dorp aankwamen, riepen ze iedereen bijeen. Voordat ze de menigte toespraken, eisten ze een respectvolle afstand tussen hen en de inboorlingen, die lachend, springend en dansend wachtten op een geschenk of wat dan ook. Ten slotte kregen ze het voor elkaar dat al die zwarte lichamen met hun witte glimlach dicht op elkaar gepakt voor hen zaten. Op dat moment gooiden ze een dynamietstaaf in de menigte.
Een explosie van rode aarde. Rondvliegende armen en benen. Gegil en gekerm. Pepe en Marcus wierpen zich op de hoop gewonden. Springend en met snelle bewegingen kozen ze de meest verbijsterde mannen, die nauwelijks konden bevatten wat er aan de hand was. Ze deden hen een halsboei om terwijl William en Richard hen sloegen met de kolf van hun geweer. Zo werd de karavaan voorzien van verse dragers.
Ik herinner me dat Marcus dit alles vertelde op een dag dat het heel hard regende. Het geluid van de regen die tegen de gevangenismuren kletterde was te horen in de ruimte waar wij zaten. Marcus stak zijn armen de lucht in en deed de explosie van het dynamiet na: ‘Boem!’ Onwillekeurig kneep ik mijn hand dicht, een nerveuze reactie, en mijn potlood brak met een krak doormidden. Kijkend naar de twee stukken vroeg ik bars: ‘En wat deed u om te proberen dat te vermijden?’
Ik had de woorden nog niet uitgesproken of ik had er al spijt van. Te laat. Marcus was stomverbaasd. Ik onderbrak hem nooit. Even knipperde hij met zijn grote groene ogen, het leek op het slaan van vlindervleugels, en heel beleefd vroeg hij: ‘Zou u uw vraag kunnen herhalen?’
Ik snauwde opnieuw: ‘Wat deed u om te verhinderen dat William en Richard Craver een groep weerloze mannen, vrouwen, bejaarden en kinderen bombardeerden met dynamietstaven?’
Marcus keek naar weerskanten, tevergeefs zoekend naar hulp.
‘Protesteren?’ vroeg hij ten slotte. ‘Ik denk dat u het niet begrijpt. Degene die de bradende staven gooide was ik.’
Terwijl ik naar hem zat te luisteren, liepen de koude rillingen over mijn rug. Maar toen hij dat zei, had ik het gevoel of er zwavel in mijn bloed werd geïnjecteerd.
‘Na zo’n explosie waren Pepe en ik druk bezig om overlevenden vast te ketenen. William en Richard schoten met hun wapens,’ preciseerde Marcus. ‘De schoten deden hen nog verder verstijven van schrik en smoorden elk verzet in de kiem. William en Richard genoten. Voor hen was het rekruteren van dragers iets dat leek op een sport die je in Congo kon bedrijven. Terwijl Pepe en ik bezig waren de gevangen mannen te boeien, werden ze bekeken door de gebroeders Craver. De drukgolf had de vodden van stro die ze droegen van hun lijf gerukt en Richard zei vaak terwijl hij met de punt van zijn geweer op hun kruis wees: ‘O, o, o, kijk eens, wat een joekels hebben die negers!’
Albert Sánchez Piñol, In het hart van het oerwoud, Cossee, ISBN 978 90 5936 035 8 (€ 22,50)