Recensie: Het noodlot dat hem aankleeft

De roman Tot het water stijgt van Maryse Condé (Guadeloupe, 1937) heeft tien jaar op een Nederlandse vertaling liggen wachten. Tot dit voorjaar. Condé staat erom bekend, als zwarte auteur met een missie, pleitbezorger te zijn van het filosofische panafrikanisme en kreeg in 2018 de alternatieve Nobelprijs voor de Literatuur. 

Door Marjon Nooij 

Condé geeft haar personages een eigen stem, door ze de ruimte te geven om vanuit hun eigen perceptie hun verhaal te vertellen. Door dit vertelperspectief laat ze de lezer beleven wat hun achtergrond is en welke tragedies ze hebben meegemaakt. Hiermee heeft ze een raamvertelling geschreven, in de ruimste zin van het woord. Ook haar eigen stem richt zich tot de lezer, terug in de tijd. Dit maakt het een meerdimensionaal verhaal met verschillende, diepere lagen. 

Babakar Traoré – een jonge arts, geboren uit een Malinese vader en een moeder uit Guadeloupe – wordt door de Haïtiaanse Movar bij de bevalling van een alleenstaande Haïtiaanse vluchtelinge geroepen, die bij de geboorte van haar dochter het leven laat. Eerder heeft de arts zelf zijn vrouw en ongeboren kind bij een ongeluk verloren. Omdat niemand voor de pasgeboren Anaïs kan zorgen, besluit hij – in de vaste overtuiging dat het lot dit heeft bepaald – haar te adopteren. 
In veelvuldig terugkerende nachtmerries wordt hij geplaagd door herinneringen aan zijn jeugd in Mali. Zijn moeder Thecla werd daar niet geaccepteerd door de gemeenschap in de veronderstelling dat ze een heks was; ze werd namelijk geboren met blauwe ogen. Nadat ze jong is gestorven, verschijnt zij in zijn dromen om hem van moederlijk advies te voorzien. Dit geeft de roman een metafysische, magische toets. Het postume contact met Thecla geeft hem rust en stelt hem in staat om zijn angst en twijfels te structureren. Gaandeweg wordt haar stem spottend en neemt ze afscheid van zijn dromen, met de mededeling dat ze een andere manier gevonden heeft om hem bij te staan. 
Ook Movar dealt met demonen uit het verleden. Hij vertelt dat de vluchtelinge hem op het hart heeft gedrukt om met haar baby naar Haïti te gaan en haar naar haar familie te brengen. Daar wacht de Libanese Fouad – vriend van Movar – hen op en er ontstaat een hechte vriendschap die hen via diverse ervaringen zal loodsen naar het doel van de reis. 
Onder de indruk van de abominabele levensstandaard in Haïti en besluit Babakar een weeshuis op te richten. Alleen wil het met de vrouwen in zijn leven niet zo vlotten en hij richt al zijn liefde op de baby. 

Een groot thema is het klimaat, getuige de veelzeggende titel en de mogelijkheid dat de Caraïben ooit zullen worden verzwolgen door het wassende water. De verwoestende aardbeving en tsunami van 12 januari 2010 hebben een allesbepalende rol in het verhaal gekregen. 
Stuk voor stuk zeulen de personages een rugzak vol verdriet en verlies met zich mee, doch verliezen ze nooit de moed om het beste uit het leven te halen. De auteur doet verslag van hun wel en wee, maar laat zich er niet toe verleiden om het sentiment dik aan te zetten; vlecht geestige woordspelingen door haar verhaal en dialogen, wat de toon lichthartig houdt. Het is een meeslepende zoektocht naar identiteit geworden die de gevolgen van ontworteling, armoede, vreemdelingenhaat en corruptie toont. 

Maryse Condé, Tot het water stijgt,vertaling: Martine Woudt, Uitgeverij Orlando, 364 pagina’s (€ 22,99)

Berichten gemaakt 867

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Gerelateerde berichten

Type je zoekwoorden hierboven en druk op Enter om te zoeken. Druk ESC om te annuleren.

Terug naar boven