Op zoek naar dat ene moment

Veel mensen kennen Wilfried de Jong (1957) als presentator van programma’s als Zomergasten en 24 uur met, maar hij is ook, en misschien wel vooral, schrijver. In zijn nieuwe boek Zweefduik voert hij in een reeks korte verhalen dezelfde man op, steeds op een andere leeftijd.

De Jong: ‘Voor Zweefduik leek het me spannend om van één bepaalde figuur uit te gaan, maar wel met in elk verhaal een andere leeftijd. In het eerste verhaal is hij dertig, in het tweede verhaal is hij twaalf, en als hij op een gegeven moment aan het oppassen is op zijn buurmeisje is hij voor mijn gevoel een zeventiger. Ik vond het wel leuk om die contrasten aan te brengen. Ik heb die figuur niet gemodelleerd naar mijzelf, maar ik ben er ook niet per se van weggegaan.
‘Ik ben heel gelukkig met het genre van het korte verhaal. Tot nu toe zijn de mensen die ik opvoer personen die ik graag wil verzinnen en vormen, maar die ik na een tijd weer de hand wil schudden om te zeggen: bedankt dat ik dit verhaal met je heb kunnen maken, maar nu mag je de wijde wereld weer in, en ik als schrijver ook. Ik neem kennelijk ook weer graag afscheid van die mensen.
‘Ik kom net van een afspraak met een Rotterdamse dichter, Hans Sleutelaar. Daarna liep ik in mijn eentje door de stad, dat vind ik heerlijk. Ik kan goed met mensen zijn, maar ik kan ook goed alleen zijn. Ik kreeg op een gegeven moment de indruk dat de ik-figuur in mijn boeken uiteindelijk vaak alleen overbleef. In Zweefduik gebeurt er in die zin iets nieuws: het zijn ontmoetingen, de hoofdpersoon is iets minder alleen dan in vorige boeken lijkt het wel. Komt het allemaal toch nog goed!

‘Moeten wij niet eens praten?’
‘Ik schrijf voor mijn gevoel al mijn hele leven. Dat is mijn basis, zo zie ik dat toch altijd. Ik herinner me nog wel dat ik een jaar of veertien, vijftien was en dat ik met een vriend wedstrijdverslagen schreef in het blad van onze voetbalclub. In die tijd had je van die absurdistische televisieprogramma’s zoals De Fred Haché Show van Wim T. Schippers en Gied Jaspars, met heel specifiek taalgebruik. Wij gebruikten dat dan in onze verslagen. Het waren totaal onbegrijpelijke teksten, waarin we alles steeds ontkrachtten: “De bal ging er in. Maar ook niet.”
‘Als twintiger begon ik bij Het Vrije Volk. Voor die krant heb ik heel lang kunstverhalen geschreven, veel interviews gedaan, veel reisstukken geschreven ook. Rond mijn veertigste vertelde ik in een interview in Het Parool dat ik ooit nog wel een keer een half jaar naar het eiland Stromboli zou willen, een klein vulkanisch eilandje in de buurt van Sicilië, om daar te zitten en het leven te beschrijven van de bewoners. Iedereen kent elkaar daar, het leek me mooi om daar een boek over te maken. Vervolgens kreeg ik een telefoontje van Joost Nijsen van uitgeverij Podium. “Ik heb dat interview gelezen,” zei hij. “Moeten wij niet eens praten?” Toen ben ik verhalen gaan schrijven en vlak daarna verscheen Aal, mijn eerste verhalenbundel.
‘Natuurlijk is er een verschil tussen journalistiek schrijven en fictie maken, maar het ligt ook weer niet zo heel ver uit elkaar. Ik heb in mijn journalistieke werk altijd best veel vrijheden genomen. Ik schrijf in mijn columns in NRC soms ook dingen die helemaal niet gebeurd zijn. Tijdens een wielerkoers in Lombardije reed het peloton met slecht weer een tunnel in. Ik verzin dan wat er gebeurt terwijl de renners in die tunnel zitten: ze rijden langs een man die een vuurtje heeft gestookt in een enorm olievat, stoppen even, warmen zich aan de vlammen en rijden daarna weer verder. Een mooi beeld. Schrijven is ook het aanbieden van beeld, vind ik. Al die beelden bij elkaar vormen het verhaal. Vervolgens is het aan de lezer om dat beeld verder in te kleuren, want je kunt als schrijver nooit compleet zijn; het zijn ook maar delen uit het leven van mensen. Het draait heel erg om het prikkelen van fantasie, je mag er zelf op door. Ik vind het heel plezierig om gedetailleerd te schrijven, omdat ik denk dat je dan het mooiste uitlegt hoe iets is, hoe iets eruitziet, hoe iemand beweegt, hoe iemand doet.

Een kraakje om de vier seconden
‘Het is ook wel heel muzikaal, schrijven. Heel ritmisch. In een kort verhaal doet misschien nog wel meer dan in een roman elke zin, elk woord ertoe. En het ritme, of de cadans goed is. Blijft het nog wel swingen? Ik heb thuis zo’n drieduizend platen staan. Ik heb de hele dag muziek op staan, ook tijdens het schrijven. Muziek is echt een van de constanten in mijn leven. Het is bijna een ritueel om voor ik ga schrijven een plaat op te zetten en die na twintig minuten om te draaien. Dat kan uren zo doorgaan, hele avonden. Soms ben ik met een verhaal bezig en is de plaat afgelopen, en omdat mijn platenspeler niet afslaat zit ik dan een uur lang met een soort kraakje om de vier seconden: ggk, ggk. Het gebeurt wel dat ik zo in een verhaal zit dat het bijna bijgeloof is, dat ik denk: als ik die plaat afzet kan ik niet meer door met mijn verhaal.
‘Onthaasten, dat doet schrijven ook wel met mij. Misschien schrijf ik daarom zo graag. Het is ook stilstand, een vorm van geconcentreerde aandacht op een klein plekje. Het is een heel plezierig gevoel om na een tijdje op de klok te kijken en te zien dat er uren voorbij zijn gegaan. Ik denk dat veel schrijvers dat wel kennen, dat moment waarop je jezelf verliest. Misschien is dat wel waar je naar op zoek bent, en ik denk dat het altijd een teleurstelling is omdat het maar ten dele lukt. De euforie van het moment dat je loskomt van alles, daar is degene die ons heeft gemaakt nogal zuinig mee geweest.’

3 Foto Wilfried de Jong (c Stephan Vanfleteren)
Foto: Stephan Vanfleteren

3 Cover Zweefduik

Boekgegevens

Wilfried de Jong, Zweefduik, Uitgeverij Podium, 176 pagina’s, ISBN 978 90 575 9770 1 (€ 19,90)

Dit interview verscheen eerder in de Boekenkrant, editie mei 2016.

Berichten gemaakt 5308

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Gerelateerde berichten

Type je zoekwoorden hierboven en druk op Enter om te zoeken. Druk ESC om te annuleren.

Terug naar boven