Recensie: Non-conformist in hart en nieren

Allround-kunstenaar Ai Weiwei (1957) strijdt al decennialang tegen vrijheidsbeperking in het algemeen en tegen het Chinese autoritaire regime in het bijzonder. In 1000 jaar vreugde en verdriet maakt hij de voorlopige balans van zijn leven op.

Door Martijn van Bruggen

Ai’s vader, Ai Qing (1910-1996), was een beroemde dichter in China en daarbuiten. Ook hij kwam in botsing met de Chinese machthebbers. In 1949 werd namelijk de communistische Volksrepubliek China opgericht en trok de regering onder leiding van Mao Zedong ten strijde tegen alles wat dit regime kon laten wankelen. Kunstenaars werden ‘kunstarbeiders’ die zich alleen nog mochten uiten ten dienste van de staat. Ai Qing weigerde hieraan mee te werken, werd veroordeeld en meermaals naar een soort heropvoedingskamp gestuurd.

Zijn zoon Ai Weiwei wordt in 1957 geboren, moet door de verbanningen van zijn vader leven op dorre vlaktes en in donkere holen, waar hij noodgedwongen leert creatief te zijn, bijvoorbeeld door zelf kacheltjes in elkaar te zetten. Het zal de basis blijken voor zijn bestaan als beeldend kunstenaar. Toch beseft Ai later dat hij eigenlijk te weinig met zijn vader heeft gepraat, zoals zoveel kinderen desinteresse tonen voor het leven van hun ouders. Hij besluit Ai Qings leven te reconstrueren, ‘alle brokstukken die na de storm her en der zijn blijven liggen, bijeenrapen en in elkaar proberen te passen totdat er een beeld ontstaat, hoe incompleet ook.’ Dit beslaat ongeveer de helft van het boek en gaat daarbij keurig de belangrijkste politieke gebeurtenissen in China langs.

De tweede helft volgen we alleen nog Ai Weiwei zelf, opdat zijn zoon Ai Lao wél altijd informatie over zijn vader beschikbaar heeft. We volgen Ai als kleine jongen, die door het constant verhuizen niet weet wat ‘thuiszijn’ is, die als adolescent vlucht naar Amerika, waar hij van de kunstacademie getrapt wordt omdat hij uit onzekerheid over zijn Engels niets invult op zijn examenblad. Het is aandoenlijk om te lezen hoe hij maar wat aanrommelt, toch weer terug gaat naar China, waar hij zich min of meer toevallig blijkt te ontwikkelen tot geëngageerd kunstenaar. Kunst moet voor de bestaande cultuur een zandkorrel in het oog zijn, vindt Ai. Hiermee treedt hij in de voetsporen van zijn vader, want ook hij wordt in 2011 opgepakt door het Chinese regime, dat volgens Ai geen communistisch terreur meer uitvoert, maar kapitalistisch terreur.

Al met al zijn deze memoires een persoonlijk relaas van een activist voor vrijheid in hart en nieren. Maar juist omdat Ai zichzelf vrij eendimensionaal neerzet als een strijdend type voor de goede zaak, één man tegen het systeem, is het lastiger meeleven. Meer kwetsbare anekdotes zoals van het blanco examenblad, hadden het schitterend vormgegeven boek goed gedaan en zouden Ai’s zoon vast ook hebben kunnen bekoren. Dat zijn vader een voorbeeld is van non-conformisme, blijft immers ook dan als een paal boven water staan.

Ai Weiwei, 1000 jaar vreugde en verdriet. Memoires, vertaling: Koos Mebius en Gertie Mulder,Lebowski Publishers, 464 pagina’s (€ 26,99)

Deze recensie verscheen eerder in de Boekenkrant, editie december 2021.  
Benieuwd geworden? Bestel dit boek bij uw lokale Boekenkrant-boekhandel. Kijk hier voor een overzicht.

Berichten gemaakt 5313

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Gerelateerde berichten

Type je zoekwoorden hierboven en druk op Enter om te zoeken. Druk ESC om te annuleren.

Terug naar boven