Liefde, ziekte en de dood

‘Ik zat nooit in de kast. Tot mijn vijftiende wist ik niet dat homoseksualiteit bestond. Toen ik daarachter kwam, wist ik: dit is wat ik ben. Mijn moeder vertelde ik het pas na dagen, bang dat ze hierna geen moeder meer zou zijn. Ze reageerde kalm, “maar zeg het niet tegen je vader tot je achttien bent. Hij kan gevaarlijk reageren.”

‘Mijn vader zei alleen: “Jammer dat ik het niet eerder zag. Dan had ik ervoor gezorgd dat je geen homo kon zijn.” Jaren later zag hij me met een roze driehoek op mijn jasje – het symbool voor de homoseksualiteit. Hij ergerde zich eraan dat ik, volgens hem, ermee pronkte een homo te zijn. Hij zei: “Denk maar niet dat ik deze mislukking toejuich.’’
De Zweedse schrijver Jonas Gardell komt al jaren in Amsterdam, waar ik hem interview. Vroeger logeerde hij in kraakpanden en deed hij mee aan de Canal Parade tijdens Gay Pride. Maar Amsterdam anno 2013 is niet meer hetzelfde: ‘The fools are gone,’ lacht hij. Het homoklimaat mag nog vriendelijk zijn, Amsterdam is niet meer de gay capital van de wereld.

Hoe belangrijk is de Canal Parade?
‘Nu kun je eenvoudig denken dat dit vanzelfsprekend is, dat het altijd zo zal blijven. Maar die evenementen zijn belangrijk omdat we geneigd zijn om ons verleden te vergeten. We moeten de geschiedenis blijven onthouden, daar dienen die evenementen ook voor.’

Je trilogie gaat over homoseksualiteit in het Zweden van de jaren tachtig, je jonge jaren. Kun je me vertellen hoe je leven er toen uitzag?
‘Mijn debuut, The passion play, verscheen in 1985. Het kreeg vernietigende recensies, zoals: “De lezer is overweldigd door walging en ontzetting.” Dit was de normale reactie op homoseksualiteit. Voorbeeld: ik kocht samen met mijn vriend een boekenkast. In de winkel wilde een man ons vermoorden, omdat we homo waren. De politie verdedigde vervolgens de aanvaller. “Je moet begrijpen hoe weerzinwekkend je bent,” zeiden ze, “en hoe provocerend dit is voor deze arme man.” Ze weigerden onze aangifte aan te nemen! Zo werden we behandeld. We waren eraan gewend.’

Hoe kan het dat deze reactie volgde, in een westers land?
‘Ze deden alsof homoseksualiteit niet kon, niet bestond. Als je het toch deed, moest je zelf de consequenties dragen. Zo moest je altijd vrijgezel’ invullen als homo, het was onmogelijk om je te laten registreren als partners.
Ik herlas een krantenartikel: “minder mensen drukken hun sigaret uit in mijn eten.” Dat was ik vergeten, maar inderdaad: als ik ergens zat te eten kon er iemand op mij afkomen met een opmerking als: “Hoe voelt het om aids te verspreiden, faggot,” – om vervolgens zijn sigaret in mijn eten uit te drukken.’

Hoe reageer je daarop?
‘Ik at door, want ik was arm, maar wel om het stukje heen waar de sigaret was. We waren achttien, negentien jaar, we kleedden ons flamboyant, we waren onszelf en die reacties waren een fact of life. We voelden ons als buitenaardse wezens.’

Desondanks moet het kwetsend zijn geweest.
‘Het was zeker kwetsend. Als je respect krijgt, raak je daaraan gewend, maar als je dat nooit krijgt, kun je het ook niet afzetten tegen de haat die je overkomt. Je weet wel dat het niet goed is wat er gebeurt, maar je raakt eraan gewend. Op een zeker moment kwamen we thuis en was er ‘faggot pigs’ op onze gevel geschilderd. En zo ging het altijd. We deden er niet eens iets aan.’

En toch kan ik me niet voorstellen dat niemand vond dat dit moest veranderen.
‘Onze status gebruikte ik als een middel om passief te rebelleren. We zijn gekomen waar we nu staan door politieke strijd en persoonlijke moed. Door mensen die in opstand kwamen en zeiden: we pikken dit niet meer. Ook al zijn we eraan gewend. Ook al reageerden we meestal stoïcijns, we eisten in die jaren voor het eerst onze rechten op.’

Hoe begon dat?
‘Homoseksualiteit werd tot 1979 bij wet als een ziekte gezien. Die wet afschaffen was de eerste stap. Later zouden er meer volgen. Maar er kwam een nieuwe ziekte op. We wisten niet wat er gebeurde, we hadden er vaag iets over gehoord. Vrienden werden ziek en stierven ineens. Aanvankelijk heette het ‘gay cancer’. Maar er raakten ook hetero’s mee besmet, door bloedtransfusie. Zij waren boos omdat ze niet geassocieerd wilden worden met homo’s. Het was één grote vernedering: al snel heette het ook ‘faggot plague’ en was het – uiteraard – de straf van god.’

[quote]‘Je bent 21, je vrienden gaan dood, je leven wankelt en je gaat zwerven van de ellende.’[/quote]

Wat gebeurt er vervolgens?
‘Je bent 21, je vrienden gaan dood, je leven wankelt en je gaat zwerven van de ellende. Mensen pleegden zelfmoord vanwege de discriminatie en vanwege de ziekte: liever nu ineens dood dan langzaam, beschaamd en pijnlijk sterven aan aids. Er was nog geen behandeling en de eerste tests waren onbeholpen. “Waarschijnlijk heb je aids, we weten het niet zeker, maar in dat geval ben je over twee jaar dood. Sterkte!” Je moet op heel jonge leeftijd al een verhouding aangaan met de dood, vanwege je eigen toekomst en die van je stervende vrienden.’
Gardell is vanuit die beangstigende wereld, en vanuit een realiteit van discriminatie en vernedering, opgeklommen tot de status van een bekende, goeddeels gerespecteerde Zweed. Hij heeft succes als schrijver en komiek en hij heeft een partner. ‘We ontmoetten elkaar toen we 22 waren. Na drie jaar kochten we een appartement en ben ik illegaal met hem getrouwd.’

Hoe zag die trouwerij eruit?
‘We verzonnen zelf een ceremonie met eigen teksten en speeches. Een beroemde actrice voltrok de ceremonie voor 125 gasten in ons huis. Alles, inclusief ons testament, moesten we in tweevoud schrijven. Als een van ons dood zou gaan, stond de ander met lege handen. Er was niets voor ons geregeld dat er wel was voor heteroseksuele paren. Thuis hoefde je ook al niet aan te komen, want je vader schopte je direct buiten.’

Op het uitbannen van homoseksualiteit als ziekte volgden meer stappen.
‘Geregistreerd partnerschap werd mogelijk. Dat was ons tweede huwelijk, al is het niet echt. Een tijdje geleden vierden we de 25e verjaardag van de illegale bruiloft. Die werd intussen een voorbeeld voor progressieve politici, vóór legalisering van het homohuwelijk. We schreven geloftes en nodigden een politicus uit, die voor het homohuwelijk is, om de ceremonie te voltrekken.’

Dat lijkt me het bereiken van de top van een berg, een overwinning na een intensieve klim omhoog.
‘Het is fijn om van de vruchten van de vooruitgang te genieten. We worden niet meer vernederd, hoeven niet meer in ontkenning te leven. Maar we moeten blijven onthouden dat het niet vanzelfsprekend is. Na de val van de muur in 1989 werd homoseksualiteit in Rusland gelegaliseerd, maar intussen nemen ze de eerste stappen richting nazi-achtige vervolging van homo’s. Onze gelijkwaardige
toekomst is nooit zeker.’

Boekgegevens

Jonas Gardell, Een verhaal van liefde, ziekte en dood, Deel 1: Liefde, Uitgeverij De Geus, ISBN 978 90 445 2679 0 (€ 19,95).
‘Deel 2: De ziekte’ en ‘Deel 3: Dood’ worden verwacht resp. januari 2014 en zomer 2014.

Dit interview verscheen eerder in de Boekenkrant, editie oktober 2013.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Gerelateerde berichten

Type je zoekwoorden hierboven en druk op Enter om te zoeken. Druk ESC om te annuleren.

Terug naar boven