Interview: Floortje Zwigtman en Ludwig Volbeda

Ooit gehoord van trolkatten of weerberen? Schrijfster Floortje Zwigtman en tekenaar Ludwig Volbeda kunnen ons meer vertellen over knotsgekke wezens die in allerlei verhalen voorkomen. Samen maakten zij het boek Fabeldieren. Hierin lees je alles over draken, eenhoorns, griffioenen en nog veel meer gevaarlijke schepsels.

Wat vinden jullie het allergekste fabeldier uit dit boek?
Floortje: ‘De hidebehind, een kampioen in verstoppertje spelen. Hij loert op houthakkers en is zo lang en dun dat hij zich achter het magerste boompje kan verstoppen.’
Ludwig: ‘De tsukumogami. Dat zijn gewone voorwerpen die in Japanse verhalen tot leven komen. Als het ding maar oud genoeg is, soms wel negenennegentig jaar. Dan komen de keukendoeken tot leven, krijgen de kopjes beentjes en gaat de klok aan de wandel.’

Toch dachten mensen vroeger vaak dat deze verzonnen dieren echt bestonden. Gek, toch?
Ludwig: ‘Ik begrijp het wel. Denk maar eens aan een eenhoorn, een paardachtig wezen met een hoorn. Eigenlijk kan ik me makkelijker voorstellen dat een eenhoorn echt bestaat dan een giraffe! Zo’n dier met een meterslange nek, dat is toch wel een heel vreemd wezen.’
Floortje: ‘Stiekem geloof ik er ook een beetje in. Ik weet dat draken, eenhoorns en griffioenen niet bestaan, maar ergens in mijn hoofd zit een fantaseerdier dat er toch in gelooft. We zien ze niet, maar dat komt alleen omdat ze zich niet willen laten zien.’

Waarom houden mensen zo van het vertellen van deze gekke verhalen?
Floortje: ‘In fabels zetten mensen een masker op: ze doen net of ze dieren zijn. Daarom durven ze het over dingen te hebben waar ze zich anders voor zouden schamen. Over mensen die zo gulzig zijn als een varken, bijvoorbeeld, of zo sluw als een vos.’
Ludwig: ‘Fabels zijn mooi én leerzaam. Het zijn net verhalenkastjes. Als je de deurtjes opent, zie je een voorstelling met allerlei mooie dieren, landschappen en levens. En ergens ín het kastje zitten vaak ook nog laatjes met daarin een levensles verstopt.’

Welk fabeldier zou je zelf wel willen zijn?
Ludwig: ‘Een mimi, een Australisch fabelwezentje. Een mimi lijkt op een takje en is zo dun dat hij kan breken in de wind. Mimi’s wonen daarom in grotten. Daar schilderen ze graag op de muren. Ze zien er vrolijk uit en kunnen heel goed dansen. Dat kan ik zelf helemaal niet.’
Floortje: ‘Een mahaha, die kietelt mensen tot ze erbij neervallen! Maar hij woont in het poolgebied en rent altijd poedelnaakt rond. Dat is misschien wel erg koud…’

En als je zelf een fabeldier zou mogen bedenken, hoe zou die er dan uitzien?
Ludwig: ‘Het mooist vind ik de fabeldieren die menselijke trekken hebben. Een mevrouw die op straat loopt en een doodgewone labrador met een mensengezicht uitlaat, lijkt me wel wat. Dat is grappig en griezelig tegelijkertijd.’
Floortje: ‘Een octopus met handen! De octopus is een van de meest intelligente dieren ter wereld. Maar omdat praten onder water nogal lastig is, zou ik hem handen geven, zodat hij gebarentaal kan spreken. Met acht handen aan acht armen moet je veel kunnen vertellen!’

Boekgegevens

Floortje Zwigtman met illustraties van Ludwig Volbeda, Fabeldieren. Over draken, eenhoorns, griffioenen en nog veel meer, Uitgeverij Lannoo, 96 pagina’s, ISBN 9789401442497(€ 24,99)

De interview verscheen eerder in de BKJunior, editie 2 januari 2018.

Berichten gemaakt 867

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Gerelateerde berichten

Type je zoekwoorden hierboven en druk op Enter om te zoeken. Druk ESC om te annuleren.

Terug naar boven