Dichter Mark Boog over zijn nieuwe bundel Maar zingend

‘Heel belangrijk in mijn gedichten is de muzikaliteit. Elke zin is een melodie. De klank van woorden geeft de gedichten hun ontwikkeling mee. En de regels moeten een ritme hebben – geen metrum, dat zet de gedichten juist vast.’

Wanneer muziek de enige factor zou zijn die je woorden en zinnen stuurt, had ik een heel ander soort bundel verwacht.
‘Tekstueel is muziek de belangrijkste factor. Maar het gaat ook om de dingen die je in je gedichten uit wil zoeken, de vragen die je wilt stellen. Het is opvallend dat mensen mijn poëzie tegelijk toegankelijk en hermetisch vinden. Dat zal beide wel door de muzikaliteit komen. Ik kan geen betekenisloze poëzie schrijven.’

Maar zingend kent een paar tegenstellingen. Zo heb je een optimistische toon, maar lijk je je ook te verbazen over dat optimisme. Waar komt dat vandaan?
‘De vraag die ik me voor deze bundel stelde, was: waarom blijven mensen ondanks ellende en tegenslagen levenslustig? Het zat nadrukkelijk voorin mijn gedachten. Ondanks alles blijven mensen genieten. Misschien wel tegen beter weten in. In een recensie noemde iemand mij een “wonderlijk optimistische fatalist”. Dat vat het goed samen.’

Je bent tegelijkertijd stellig en bevragend. Het is geregeld alsof je gedichten zichzelf ter discussie willen stellen.
‘Inderdaad wil ik niet te stellig zijn in mijn gedichten. Het komt voor dat ik een stevige zin neerschrijf, maar achter zo’n vuist komt meteen een zin in de vorm van een vraagteken. Je moet jezelf voortdurend bevragen en daarbij is het onzekerheid. Kan ik dit wel? Tegelijkertijd voel ik een enorme grootheidswaan. Die gedichten moeten er zijn en die bundels ook.’

Je gedichten zoeken. Waarnaar?
‘Dat zoekende karakter zal komen doordat ik een huiver heb voor aanstellerij. Experimentele poëzie zegt me bijvoorbeeld niets. Wat wil je daarmee bereiken? Een experiment is alleen nuttig als je een probleem zoekt voor een probleem. Je moet opschrijven wat nodig is. Expres de grammatica verstoren omdat het toevallig poëtisch staat, of de boel ontregelen alleen omdat je dat leuk vind, dat vind ik nergens voor nodig.’

Piet Gerbrandy en Ilja Leonard Pfeijffer zijn dichters die ontregelen, die de grammaticale regels bewust verstoren. Vind je dat aanstellers?
‘Nee, maar dat komt omdat het klopt in hun gedichten. Hun poëzie rechtvaardigt dat, het doorbreken van de grammatica gebeurt bij hen niet zomaar. Kijk, een goed gedicht is spannend. Daar zijn geen regels voor, maar die spanning geeft je poëzie een noodzaak. Zo’n gedicht geeft precies de gedachte weer die je op papier wilt zetten. Dat geldt voor Gerbrandy en Pfeijffer ook.’

Maar zingend wordt nergens geëngageerd, maatschappelijk, politiek. Het blijft muzikale poëzie.
‘Ik heb ook niet de minste behoefte om mijn mening weer te geven in een gedicht. Zo houd ik ook niet van andere dichters die dat doen. Als je boos bent, kun je van alles gaan doen, maar ga geen gedichten schrijven. Maar zingend wil dan ook niets aantonen. De feiten doen maar wat. In poëzie mag dat gelukkig.’

Mark Boog, Maar zingend, Uitgeverij Cossee, ISBN 978 90 593 6373 1 (€ 18,90)

Dit artikel is eerder verschenen in de Boekenkrant editie
van februari 2013.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Gerelateerde berichten

Type je zoekwoorden hierboven en druk op Enter om te zoeken. Druk ESC om te annuleren.

Terug naar boven