Heldendroom

Hij stond op de Dam toen de vloedgolf binnenrolde waarin de Nieuwe Tijd zich aankondigde, de Nieuwe Orde, die Nederland zou herscheppen en de lauwe burgerlijkheid om zeep helpen. Terwijl hij op zijn fiets naar het centrum van de stad was gepeesd, had hij de legers horen binnenkomen door de parallelstraten, zingend en kreten slakend onder het aarzelend gejuich van omstanders. Het gezang werd luider, dwingend, hamerend. De stad werd een kinkhoorn in welks onzichtbare gangen het geluid rondgonsde. Tot onverhoeds een stilte viel waarin alleen de laarzen hoorbaar bleven. Duizenden laarzen stroomden de stad binnen. Daarboven glinsterden de bajonetten en helmen in de meizon.
Onno’s hart bonsde in zijn keel bij het zien van deze soldaten. Iets waarvan hij had gedroomd; een herboren Romeins legioen had vorm aangenomen, was realiteit geworden. Hij elleboogde zich naar voren tussen onwennige lijven van toeschouwers die kennelijk nog in onzekerheid verkeerden of zij dit historisch gebeuren zwijgend zouden aanzien of daarentegen moesten juichen. Maar hij kon zijn geestdrift niet langer beteugelen en stak zijn arm de lucht in met een onhandige Hitlergroet, terwijl er een schrille kreet aan zijn mond ontsnapte: bravo, bravo! alsof dit een sportdemonstratie was, maar iets beters had hij niet zo gauw tot zijn beschikking. Meer armen gingen nu de lucht in – mooi stram, zag hij, die moesten van NSB-ers zijn en er weerklonk houzee, houzee, met daardoorheen Sieg Heil-geroep.

Zijn blik zocht de gezichten onder de helmen, de blauwe ogen die zich op de verte richtten, de blonde haren en de kaken onder de gebruinde huid, mooie jonge kerels waren het, volstrekt niet lijkend op het beeld dat door rondcirkelende geruchten was opgeroepen: dat het beestmensen zouden zijn die walgelijke drinkgelagen zouden aanheffen en alle joden, kapitalisten en intellectuelen zouden uitmoorden, zoals men beweerde dat zij in Polen hadden gedaan. Waren zij dat, die beestachtige moordenaars? Deze jongens, die nog fris oogden na vijf dagen strijd? Allemaal geklets, dacht hij, bangmakerij van joodse en Engelse oorlogshitsers. Hij gaf zich over aan het gejuich, het hypnotiserend gedreun van de laarzen. Hij voelde de cadans in elke vezel van zijn lichaam, zijn keel werd hees… Het leek of hij in een vitaliserend bad werd gedompeld. Hier trok een zegevierend legioen voorbij, gedisciplineerd alsof alle soldaten functioneerden als de ledematen van één lichaam.
Om zich heen zag hij steeds meer monden opengaan, de omstanders hadden hun reserve van zich afgeworpen en zich overgegeven aan euforisch gejubel en hij juichte mee in een gevoel van bevrijding, van één zijn met gelijkgestemden, niet langer alleen, verlost van zijn heimelijk bestaan van boeken lezen in nachtelijke uren, tastend naar de betekenis en de vorm waarin de nieuwe denkbeelden zich aan hem openbaarden. Altijd weer optornend tegen de vijandige wind die uit de hoek van de andersdenkenden waaide, zozeer zelfs dat de politieke denkbeelden en drijfveren die hij zich eigen trachtte te maken, zich bij tijd en wijle tegen hem keerden en waanvoorstellingen leken of, zoals zijn vader hem toevoegde: allemaal aberraties. Even stak dwars door zijn gelukzaligheid de bittere angel van zijn wrok de kop op vanwege dat woord aberraties, vanwege het cynisme en de weinig serieuze manier waarop zijn vader op zijn argumenten placht in te gaan. Nu krijg je je aberraties thuis gepresenteerd, dacht hij met leedvermaak, met al je gezwets over de moorddadigheid van de Duitsers. Ik wou dat je dit leger kon zien, maar nee, daarvoor ben je te laf en te verstard.

Inez van Dullemen, Heldendroom, Uitgeverij De Bezige Bij, ISBN 978 90 234 2600 4 (€ 17,90)

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Gerelateerde berichten

Type je zoekwoorden hierboven en druk op Enter om te zoeken. Druk ESC om te annuleren.

Terug naar boven