‘Er is meer dan ooit behoefte om naar elkaar te luisteren’

Dichteres Ellen Deckwitz (1982) is zelf bijna een wandelende bloemlezing. Als ik haar spreek in een hipstercafé in Amsterdam weet ze bij elke uitspraak die ze doet een voorbeeld uit de poëzie aan te dragen. In haar boek Olijven moet je leren lezen probeert ze de liefde voor poëzie die ze voelt, ademt en uitstraalt over te dragen op de rest van Nederland.

Waarom ben jij de aangewezen persoon om ons te vertellen hoe poëzie gelezen moet worden?
‘Ik lees al een kleine dertig jaar poëzie. Het begon met kinderrijmpjes toen ik vijf was. Toen ik elf jaar was legde mijn moeder, die docent Nederlands is, me al gedichten van Vasalis voor. Later heb ik Nederlands en Cultuur- en literatuurwetenschappen gestudeerd. Ook praat ik graag met mensen over poëzie. Ik heb altijd de brutaliteit gehad om anderen te vragen: ik snap dit gedicht niet, leg het me eens uit?’

Is poëzie nog wel van deze tijd?
‘Absoluut. We leven nu in een maatschappij waarin mensen totaal niet naar elkaar luisteren. In de politiek en de populistische media wordt elke zinsconstructie met meer dan één bijzin samengevat tot een kreet. Om poëzie te kunnen begrijpen, moet je juist heel erg kijken naar wat er tot op de letter staat. Juist in deze tijd, waarin we eenzamer en eenzamer worden en opgesloten raken in ons eigen talig universum dat we via Twitter de wereld ingooien, is er meer dan ooit behoefte om naar elkaar te luisteren. Natuurlijk zijn er banierdragers nodig, en ach, ik offer mezelf graag op.’

Wat is de allerbelangrijkste tip die je wilt meegeven in je boek?
‘Als iemand een gedicht schrijft, moet je aannemen dat een gedicht iets wil communiceren, hoe vaag het ook lijkt. De dichter zegt precies wat hij zegt. Elk woordje, elke komma telt mee. Ik heb dit boek geschreven omdat heel veel mensen denken dat ze het instrumentarium ontberen om een gedicht te begrijpen. Ze hebben geen flauw idee waarom de regels halverwege worden afgebroken, of waarom er zoveel wit is. Die mysteriën probeer ik in het boek te ontrafelen. Als je namelijk ook maar een klein beetje van poëzie af weet, word je minder bang voor gedichten. Die angst om dom te zijn, dat is de reden dat maar weinig mensen zich aan poëzie durven te wagen, terwijl poëzie begrijpen meer gaat om lef dan om intelligentie.’

Je doet ook veel mee aan poetry slams. Is zo’n voordracht eigenlijk wel te vergelijken met het schrijven van poëzie?
‘Nee, het zijn twee verschillende genres. Bij slam heb je een temporeel element: je kunt een gedicht niet teruglezen als toehoorder, je ziet niet waar de enjambementen zitten, en als je één woord verkeerd verstaat verandert de hele interpretatie van een gedicht. Omgekeerd heb je bij papier de handicap dat je de intonatie en de snelheid niet hoort. Podium en papier zijn twee verschillende werelden en we moeten ophouden die twee te vergelijken.’

Heb je een voorkeur voor één van de twee?
‘Nee, ik vind het allebei geweldig. Aan een geschreven gedicht kun je net zo lang blijven pielen als je wil. Bij poetry slam is het contact met het publiek juist zo fantastisch; als ik voor het eerst een gedicht deel en ik voel dat het aankomt, dan kan ik de nacht daarna echt niet slapen. Het is dan net alsof er glow-in-the-darkinkt door mijn aderen stroomt.’

Kan iedereen poëzie schrijven?
‘Ja, want je hoeft er maar boven te zetten dat het een gedicht is. Maar: kan iedereen goede poëzie schrijven? Dat is lastig. Ik heb veel lessen gegeven in het schrijven van gedichten en mijn leerlingen beginnen pas echt kilometers te maken als ze begrijpen dat er twee soorten gedichten zijn die je kan schrijven. Ten eerste is er poëzie die je voor jezelf maakt en die niemand anders hoeft te lezen. Ten tweede zijn er gedichten die communicatief naar de wereld toe zijn. Het talent om dat soort gedichten te kunnen schrijven is tegelijkertijd het talent om te weten hoe anderen naar een tekst kijken en luisteren.’

Heb je het gevoel dat je door poëzie op een andere manier naar de wereld kijkt?
‘Ik zie wel meer details dan anderen, maar daardoor snap ik juist minder. Hoe meer je ziet, hoe minder de structuren die je van je ouders en docenten hebt meegekregen voldoen om de wereld te interpreteren. Wat dat betreft is er wel een overlap tussen poëzie en wetenschap. Bij wetenschap proberen we de duisternis die ons omhult te begrijpen en te verkennen. En de grap is dat hoe meer duisternis je verkent, hoe groter die duisternis blijkt te zijn. Met poëzie is dat eigenlijk precies hetzelfde verhaal. Maar moet dat je demotiveren? Nee, want wat een feest is het als je al die dingen ontdekt!’

Wat zou jij zijn zonder poëzie?
‘Blut. En gefrustreerd, want juist via poëzie kan ik ontdekken wat ik eigenlijk al heel lang dacht, maar pas onder woorden gebracht zie in een gedicht. Zonder poëzie had ik me waarschijnlijk op proza gericht. Maar waarschijnlijk had ik de poëzie dan uitgevonden, omdat ik er zo van houd.’

Beeld: Merlijn Doomernik

Deckwitz_Olijven moet je leren.indd

Boekgegevens

Ellen Deckwitz, Olijven moet je leren lezen. Een cursus genieten van poëzie, Uitgeverij Atlas Contact, 160 pagina’s, ISBN 978 90 450 3134 7 (€ 14,99)

Dit interview verscheen eerder in de Boekenkrant, editie juli 2016

Berichten gemaakt 5308

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Gerelateerde berichten

Type je zoekwoorden hierboven en druk op Enter om te zoeken. Druk ESC om te annuleren.

Terug naar boven