De waarheid verteld als fictie

Het is de eerste zaterdag van april als Esther Boek en ik in Arnhem in een cafeetje gaan zitten. Het regent. ‘Alsof de regen alle overgebleven ellende wegspoelt’, reageert Esther, schrijfster van Geen kind meer.

Samen hebben we het even over alledaagse dingen, zoals Boer zoekt vrouw (Esther: ‘sta je daar als twee kandidaten samen tanden te poetsen, boven de wasbak. Kun je om en om spugen. Niks voor mij’). Het is een interessant contrast met het gesprek die we daarna voeren. In Geen kind meer beschrijft Esther haar eigen ervaringen toen haar zoon onterecht werd beschuldigd van verkrachting. Ons gesprek gaat, net als haar boek, over een serieus onderwerp, maar bevat af en toe ook een dosis frisse humor.

Toen je zoon werd beschuldigd, moest je hier in Arnhem bij de rechtbank zijn. Vanaf mijn plek kan ik zo uitkijken op het gebouw. Hoe voelt dat om hier weer te zitten?
‘Nu goed, neutraal. Een half jaar geleden zou ik hier anders hebben gezeten. Naarmate de tijd vordert, krijgen dingen meer een plekje. Het is geen vijandig gebied meer. Vriendschappelijk wil ik het ook niet noemen, maar in Nijmegen bijvoorbeeld heeft mijn zoon echt in de politiecel gezeten. Dat had ik moeilijker gevonden. Hier is ook de vrijspraak geweest. En met dat gevoel van opluchting ben ik hier ook weer weggereden. Dus voor nu voelt het normaal. ‘

In een ander interview las ik dat je Geen kind meer omschrijft als ‘creatieve non-fictie’. Zou je deze term kunnen uitleggen?
‘Mooie term, hè? Op het moment dat je non-fictie gaat schrijven, ben je naar mijn idee echt verbonden aan termen en namen. In dit geval vond ik dat niet gepast. Ik heb geen notities gemaakt tijdens gesprekken van toen; het is een verzameling van gesprekken die we ongeveer gevoerd hebben. Hetzelfde geldt voor de verhaallijnen van de meisjes die mijn zoon beschuldigd hebben van verkrachting. Het boek is onderverdeeld in hoofdstukken met mijn verhaal en hoofdstukken van de meisjes. Bij bepaalde situaties ben ik nooit geweest. Mijn informatie heb ik uit documenten gehaald, en ik kan alleen maar raden hoe het gesprek zou zijn gegaan.’

Het viel me inderdaad op dat de hoofdstukken van de meisjes in derde persoon zijn geschreven. De hoofdstukken van jezelf zijn in het ik-perspectief weergegeven. Is dit een bewuste keuze geweest?
‘Zeker. Ook omdat ik het heel verwarrend vind om verschillende ikken te lezen. Wie is de echte ik dan? Maar inderdaad ook omdat ik zo nog wat afstand kon creëren. Deze hoofdstukken zijn niet mijn verhaal, maar ik wilde er wel een geheel van maken.’

Je hebt een opleiding gedaan bij de Schrijversacademie en als kind schreef je ook al graag. Toen je midden in alle commotie zat, had je toen ook al de wens om het verhaal op papier te zetten?
‘Jawel. Eerst was het wel meer een soort notitie van wie heeft wat gezegd, dat wil ik onthouden. Later kwamen daar pas gevoelens bij. Toen mijn zoon in de gevangenis zat, kon hij tussen negen en vijf vrijkomen. Daarbuiten niet. Dus ik zat daar als bezorgde moeder van half negen tot half zes te wachten. Vonden ze niet zo leuk, maar het was er warm en ze hadden gratis koffie, dus ik zat goed. Daardoor had ik veel tijd om alles op te schrijven, al was het maar om me bezig te houden. Na een tijd ging ik het opnieuw lezen en las zoveel boosheid, dat ik het ben gaan herschrijven en herschrijven, tot ik mezelf terugvond. Ook dat was eigenlijk een verwerkingsproces.’

Moeilijke vraag wellicht, maar ik ga hem toch stellen. Heb je zelf ooit getwijfeld aan de onschuld van je zoon?
‘Twijfel is niet het juiste woord, maar ik wist het natuurlijk ook niet. Er kwamen al vrij snel aanwijzingen dat het verhaal van de meisjes niet klopte, maar alsnog kon ik het niet zeker weten. Ik had al vrij snel besloten dat het me eigenlijk ook niks uitmaakte. Als hij het wel gedaan had, moest ik hem helpen zodat het nooit meer zou gebeuren. Had hij het niet gedaan, had hij mijn hulp ook nodig. Dus ik wilde hem gewoon steunen.’

De Libelle heeft een rubriek ‘De Dag Nadat’, waarin mensen de dag beschrijven na een erg belangrijke gebeurtenis in hun leven. Ik vond die van jou, waarin je beschreef hoe je de dag na de vrijspraak hebt ervaren. Toevallig is het de dag dat wij dit interview voeren, ‘De dag nadat je boek uitkwam’. Hoe voelt dat?
‘Ja. Dat is een hele goede! Het voelt bijzonder. Nu ben je in een keer auteur. Ik kan nu in de winkel gevonden worden. Het auteursboek gaat open, maar het boek als moeder van een verdachte gaat, voor zover dat mogelijk is, dicht. Nu kan het boek in de kast en mogen wij als gezin bepalen wanneer hij weer open gaat. Ik zit hier als auteur. Dat voelt lichter.
‘Thuis lijkt het net of ik op de Albert Cuyp-bloemenmarkt sta. Zoveel vazen heb ik niet eens. Ik moest in de kelder op zoek naar allemaal potjes. En dat voelt ook fijn, dat mensen zoveel liefde hebben gegeven gisteren. Het is een prima dag.’

Hoe gaat het nu met je gezin?
‘Goed. We zijn er nog niet natuurlijk. Maar het gaat de goede kant op. En dat voelt erg fijn.’

Boekgegevens

Esther Boek, Geen kind meer, Uitgeverij De Crime Compagnie, 300 pagina’s (€ 15,00)

Dit interview verscheen eerder in de Boekenkrant, editie mei 2017

Berichten gemaakt 5308

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Gerelateerde berichten

Type je zoekwoorden hierboven en druk op Enter om te zoeken. Druk ESC om te annuleren.

Terug naar boven