De vrouw die konijnen baarde – Emma Donoghue

In het ochtendlicht dacht de jonge kapitein dat zijn hoofd zou openbarsten. Hij lag in een vreemde kamer, weggezakt op een zeer slecht matras. Er zat een donkere gedaante, een vrouw, op de rand van het bed, met haar rug naar hem toegekeerd. Hij herinnerde zich het een en ander. Hij boog zich naar de andere kant, haalde de po naar zich toe en gaf overvloedig over, waarbij hij de vloer onderspatte. ‘Neem me niet kwalijk,’ hijgde hij. Hij veegde met de rug van zijn hand zijn mond af. En herinnerde zich de rest.
De vrouw keerde hem haar witte gezicht toe, getekend met fijne lijnen rond de ogen, en om een mond met neerhangende hoeken.
‘U bent geen drieëntwintig.’ In zijn ontreddering wist hij niets anders te zeggen.
‘Ik ben vierendertig.’ Haar stem was nu diep, maar helder.
‘Hoe heet u? Ik weet niet eens uw naam!’
Ze bekeek hem onaangedaan.
‘Ik was dronken. Ik ben vergiftigd door die clandestiene whisky,’ tierde hij. ‘Ik wist niet wat ik deed. Ik kwam gisteren alleen maar vanuit Ballina naar hier voor een of ander medicijn.’ Hij bukte en zocht zijn kleren op de vloer bijeen. ‘Dat was geen geldig huwelijk.’
‘U hebt uw woord gegeven. Er was een predikant,’ voegde ze eraan toe, ‘en een advocaat.’
‘O, dat is verdomd handig! Nodigt uw oom dat stel elke avond uit voor het eten, gewoon voor het geval er een huwelijkskandidaat voor zijn ongehuwde nicht komt langsgereden?’ En terwijl de jonge kapitein deze woorden uitsprak, drong de waarheid ten volle tot hem door.
Hij keek haar diep in de fletse ogen. ‘Het was een val.’
Ze ontkende het niet.
‘Knox liet zijn vrienden pas komen toen hij wist dat ik bleef eten. Een onschuldige vreemdeling die door bedrog zover kan worden gebracht dat hem een last uit handen wordt genomen! Een predikant om ons te trouwen en een advocaat om het wettig te verklaren. Jullie hebben vanaf de eerste lepel soep tegen me samengespannen.’
‘Ik niet,’ zei ze zuinig.
Hij sloeg met zijn hand op het matras. ‘Wat bedoelt u daar verdomme mee. Ik niet?’
‘Ik was niet op de hoogte van het plan.’
‘Deed u dan niet wanhopig uw best om me vanaf het moment dat ik hier voorreed in uw klauwen te krijgen? Is niet iedere ongehuwde vrouw happig op een echtgenoot?’
Ze kneep haar ogen tot spleetjes. ‘Ik zou heel wat happiger moeten zijn voor ik u zou nemen. Als u dacht’ – ze spoog op de vloer – ‘dat ik ook maar een penny gaf om een Engelsman met syfilis…’
Hij keek naar haar met knipperende ogen. ‘Wat? Het is geen…’
‘U hebt syfilis,’ vertelde ze hem botweg. ‘Als Knox zei dat u zich geen zorgen hoefde te maken, loog hij. Uiteindelijk zullen uw ballen wegrotten, en vervolgens uw hersens.’
Hij wilde opnieuw overgeven, maar hij had niets meer in zijn maag.

Emma Donoghue, De vrouw die konijnen baarde, Uitgeverij Atlas, ISBN 978 90 450 0070 1 (€19,90)

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Gerelateerde berichten

Type je zoekwoorden hierboven en druk op Enter om te zoeken. Druk ESC om te annuleren.

Terug naar boven