In deze roman volgen we de zwerftocht van een oude vintage Singer-naaimachine door vier generaties. Voor ieder van de eigenaars had de machine een grote rol van betekenis in het leven.
21 maart 1911
Singerfabriek, Clydebank
‘Er gaat gestaakt worden!’
Jean ving de woorden op toen ze langs haar heen dansten en haar aandacht trokken. Ze probeerde ze te negeren. Aan de andere kant van de werkvloer stond de voorman naar haar te kijken. Af en toe nam hij het potloodstompje vanachter zijn oor – een handeling die niet helemaal meer paste bij zijn recente promotie – en maakte een aantekening in zijn nieuwe notitieboekje. Tot een paar weken geleden was hij een van hen geweest, en ze vroeg zich af of hij zich wel had gerealiseerd hoezeer de dingen zouden veranderen met zijn nieuwe positie.
De uitgestrekte zaal had wel wat weg van een schoollokaal voor honderdtwintig leerlingen, met kleine individuele tafeltjes die in groepjes van acht of tien bij elkaar stonden. Niemand wist waarom dit de ’testkamer’ werd genoemd, net zomin als niemand wist waarom de naaldenmakerij de ‘naaldenkamer’ heette. Het was altijd al zo geweest.
Voor veel vrouwen in de werkplaats was de voorman nog altijd het kleine jongetje met de flaporen dat ooit in het armste deel van de stad had gewoond. Hij was het kind aan wie ze dikke sneden brood hadden gegeven als ze hem met hun kinderen op straat zagen spelen, het jochie dat altijd een beetje naar verschaalde urine had geroken. Zijn nieuwe positie maakte op hen geen enkele indruk, maar hij maakte niet langer deel uit van hun groep.
Hij schraapte zijn keel en zei op vastberaden en formele toon, zoals hem was geïnstrueerd: ‘Kunt u deze machine niet testen, juffrouw Ferrier? Is er een probleem?’
Jean weerstond de drang om met haar schouders te rollen en haar nek te rekken om zo de stijfheid van vier uur aaneengesloten aan een werktafel zitten kwijt te raken. Ze wist – ze had het bijgehouden – dat dit de zevende machine was die ochtend die meer vergde dan enkel het aandraaien van een van de schroeven als laatste handeling, en ze had zo het vermoeden dat ze deze machines misschien wel met opzet kreeg. Ze verspilde geen tijd aan opkijken en hield haar ogen strak op de naaimachine gericht. ‘Het is de naald, ik heb alleen maar een andere nodig.’ Hij tikte op zijn nieuwe horloge. ‘U moet sneller werken, dit is echt niet acceptabel.’ Tevreden met zijn eigen instructies liep hij weg, op zoek naar een volgend slachtoffer. Het gefluister dwarrelde weer langs haar heen, maar ze hield zich er heel bewust doof voor en stak haar hand uit naar de gereedschapskist die ze deelde met nog zeven vrouwen aan haar tafel. Links reikten ramen tot aan het hoge plafond. De saaie muren werden enkel opgeluisterd door een incidentele explosie van kleur van de jassen en bontgekleurde sjaals die aan de wanden tussen de hoge glazen rechthoeken hingen. ‘Absoluut de naald,’ mompelde ze in zichzelf, en met de schroevendraaier in de ene hand en de kapotte naald stevig in de andere wist ze het ding eruit te wurmen. Ze sloot haar ogen en liet het fijne metalen staafje door haar vingers gaan. Het staal was glad, als een grasspriet in de lente vlak voordat hij wordt opgepeuzeld. Een piepklein braampje op de punt bevestigde haar diagnose. Ze verving de naald door een nieuw exemplaar en controleerde of er nog garen op de spoel zat voordat ze een nieuwe test deed. Niet te veel, niet te weinig.
Boekgegevens
Natalie Fergie, De naaimachine, vertaling: Marijne Thomas, Uitgeverij KokBoekencentrum, 352 pagina’s (€ 20,99)
Dit boekfragment verscheen eerder in de Boekenkrant, editie september 2019.