Boekfragment: Zusjesland

Het is een merkwaardige winter. In de sneeuw vindt de elfjarige Alisa een libel. En voor ze het weet, zakt ze weg in de sneeuw. Ze belandt in Zusjesland, waar een groot avontuur begint.

Zonder waarschuwing week de sneeuw onder Alisa’s voeten. Ze zonk er tot haar middel in weg, maar voor ze om hulp kon roepen, zakte ze dieper en dieper. Ze suisde recht door de zachte, witte kou omlaag.
Alisa bleef zo lang vallen dat ze alle tijdsbesef kwijtraakte. Het zou kunnen dat ze onderweg even indommelde, of flauwviel. Het flitste steeds door haar heen dat dit niet normaal was en dat ze allang de vaste grond had moeten raken, want nergens kon toch zo veel sneeuw liggen. Zelfs niet als er een diepe kuil in de grond had gezeten, die zich had gevuld met sneeuw.
Alles om haar heen was wit, tot het opeens donker werd, aardedonker, en ze niets meer zag. Toen belandde ze op haar rug op iets zachts. Eventjes verloor ze het bewustzijn. Toen ze ten slotte haar ogen weer opende, staarde ze naar een sterrenhemel. Ze was zo duizelig dat ze zich vast probeerde te klampen aan de bekende sterrenbeelden: de Grote Beer, Orion … Ze kon ze niet vinden. De sterren stonden allemaal anders. Ze keek naar de sterrenhemel van een andere wereld.
Even later merkte ze dat er, naast de sterren, iets nog veel vreemders was aan de hemel: in plaats van één maan zag ze er vijf. Eén grote sikkel en twee iets kleinere. De grootste sikkel was ongeveer vier keer zo groot als die van haar eigen wereld. Verder zag ze nog twee vollemanen. Een wereld met vijf manen, dacht Alisa verbijsterd.
Ze had het warm. Het zweet brak haar uit in haar gewatteerde jas en skibroek, en ze begon die uit te trekken. Ze ging zitten en ontdekte dat ze op een zacht grasveld zat. Ze streek met haar hand over het gras. Het leek wel van zijde en was zachter dan al het andere gras dat ze ooit had aangeraakt.
Toen ze haar bovenste laag kleding had uitgetrokken, was ze opeens zo moe dat ze weer in het gras ging liggen. De warme nacht gonsde om haar heen en ze dacht dat ze ergens zacht gezang hoorde, dat naar rozen rook.
Dit is de vreemdste droom die ik ooit heb gehad, dacht Alisa.
Op hetzelfde moment vloog er iets bekends over haar heen. De libel met de regenboogvleugels. Hij bleef boven haar gezicht in de lucht hangen en sloeg haar gade met gouden ogen. Alisa wilde het insect al bijna vrolijk begroeten, toen het plotseling voor haar ogen begon te groeien. Zijn vleugels werden een meter lang, zijn lijf dijde uit, zijn kop werd reusachtig. Toen veranderde hij van gedaante.
Op de kop van de libel begon haar te groeien, zijn voelsprieten zwollen op en spitsten zich als oren, zijn vleugels trokken zich terug op zijn rug en werden een vacht, zijn enorme gouden insectenogen krompen tot een scherpe blik. Even later stond links en rechts van Alisa’s schouders een poot, voelde ze op haar gezicht een warme adem die rook naar bos en wild, en staarden twee gouden wolvenogen haar aan.
Alisa was zo stomverbaasd dat ze vergat om bang te zijn.
De wolf staarde haar steeds indringender aan, en plots hoorde ze zijn lage, zacht grommende stem. Die leek wel in haar hoofd te zitten, in haar gedachten.
Sta op, zei de wolf. Dit is geen droom.

Boekgegevens

Salla Simukka, Zusjesland, vertaling: Sophie Kuiper, Clavis Uitgeverij, 128 pagina’s (€ 15,95)

Dit boekfragment verscheen eerder in de Boekenkrant, editie februari 2017

Berichten gemaakt 5338

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Gerelateerde berichten

Type je zoekwoorden hierboven en druk op Enter om te zoeken. Druk ESC om te annuleren.

Terug naar boven