Boekfragment: Er was eens een rivier

In het victoriaanse Engeland vertellen de vaste klanten van herberg de Swan elkaar verhalen om de tijd te doden. Dan zwaait de deur open en staat er een gewonde vreemdeling op de drempel. In zijn armen houdt hij het levenloze lichaam van een klein meisje…

Er was eens een herberg die vredig op de oever van de Theems stond bij Radcot, op een dag lopen van waar de rivier ontspringt. In de tijd dat dit verhaal speelt was er een groot aantal herbergen aan de bovenloop van de Theems, en je kon in elk daarvan dronken worden, maar naast de gebruikelijke ale en cider hadden ze allemaal een bijzonder vermaak te bieden. De Red Lion in Kelmscott was muzikaal: ’s avonds bespeelden schippers hun vedel en zongen kaasmakers klaaglijk over verloren liefde. In Inglesham had je de Green Dragon, een naar tabak geurend toevluchtsoord voor wie behoefte had aan bespiegeling. Hield je van gokken, dan was de Stag in Eaton Hastings de aangewezen plaats. (…) De Swan in Radcot had zijn eigen specialiteit. Daar ging je heen voor het vertellen van verhalen.

De Swan was een oeroude herberg, misschien wel de oudste van allemaal. Hij was in drie delen opgetrokken: een was er oud, een ander heel oud, en nog weer een ander nog ouder. (…) In de winter waren de drinkers allemaal lokale gasten, en ze kwamen samen in het winterlokaal. Het was een eenvoudige ruimte in het oudste deel van de herberg, met een enkel raam dat in de dikke stenen muur was uitgehouwen. Bij daglicht bood dit raam uitzicht op de Radcot-brug en de rivier die onder zijn drie vredige bogen door stroomde. Bij avond (en dit verhaal begint bij avond) was de brug ondergedompeld in zwart en pas als je oren het lage, grenzeloze geluid oppikten van grote hoeveelheden bewegend water, kon je de uitgestrekte vloeibare zwartheid ontwaren die buiten het raam stroomde, schuivend en golvend, en duister belicht door een uit zichzelf voortgebrachte energie.
Niemand weet hoe de traditie van het verhalen vertellen bij de Swan is ontstaan, maar misschien had het iets te maken met de Slag bij de Radcot-brug. In 1387, vijfhonderd jaar voor de avond dat dit verhaal begon, stonden er bij de Radcot-brug twee enorme legers tegenover elkaar. Het wie en waarom daarvan is een te lang verhaal, maar de uitkomst was dat er drie man sneuvelden in de strijd, een ridder, een page en een jongen, en dat achthonderd zielen verloren raakten, verdronken in de moerassen bij hun poging om te vluchten. Ja, inderdaad. Achthonderd zielen. Dat is een heel verhaal. (…)

De waardin van de Swan was Margot Ockwell. Zo lang mensen zich konden heugen waren er Ockwells bij de Swan geweest, en heel waarschijnlijk al zo lang de Swan bestond. Volgens de wet heette ze Margo Bliss, want ze was getrouwd, maar de wet was iets voor stadjes en grote steden; hier bij de Swan bleef ze gewoon een Ockwell. Margot was een knappe vrouw van eind vijftig. Ze kon zonder hulp tonnen optillen en had zulke sterke benen dat ze nooit de behoefte voelde om te gaan zitten. Het gerucht ging dat ze zelfs staand sliep, maar ze had dertien kinderen ter wereld gebracht, dus het was duidelijk dat ze ooit weleens moest zijn gaan liggen. Ze was de dochter van de vorige waardin, en haar grootmoeder en overgrootmoeder hadden de herberg voordien bestierd, en niemand had zijn bedenkingen dat het vrouwen waren die de Swan bestierden. Zo was het nu eenmaal.

Boekgegevens

Diane Setterfield, Er was eens een rivier, vertaling: Miebeth van Horn, Uitgeverij Orlando, 432 pagina’s (€ 24,99)

Dit boekfragment verscheen eerder in de Boekenkrant, editie juli 2019.

Berichten gemaakt 5307

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Gerelateerde berichten

Type je zoekwoorden hierboven en druk op Enter om te zoeken. Druk ESC om te annuleren.

Terug naar boven