BOEKFRAGMENT – William Landay, De verdediging van Jacob

In april 2008 dagvaardde Neal Logiudice me dan toch eindelijk om voor de onderzoeksjury te verschijnen. Maar toen was het inmiddels te laat. In elk geval te laat voor zijn zaak, maar ook te laat voor Logiudice zelf. Zijn reputatie was toen al onherstelbaar beschadigd en daarmee
zijn carrière. Een openbaar aanklager kan nog wel een poosje voortstrompelen met een beschadigde reputatie, maar zijn collega’s zullen hem als hongerige wolven in de gaten houden en uiteindelijk zal hij verstoten worden, in het belang van de roedel. Dat heb ik al zo vaak zien gebeuren: een plaatsvervangend officier van justitie is vandaag onvervangbaar en morgen vergeten. Ik heb altijd een zwak gehad voor Neal Logiudice (uitgesproken als Le-dzjóé-dis). Hij was twaalf jaar geleden aangesteld op het kantoor van
de hoofdofficier van justitie, zo van de universiteit. Hij was toen negenentwintig jaar oud, klein en kalend en met een
beginnend buikje. Hij had vooruitstekende tanden waardoor hij moeite had om zijn mond dicht te houden, als een
koffer die te vol zit, met als gevolg dat zijn gezicht vanwege zijn samengeknepen lippen altijd een knorrige uitdrukking had. Vroeger waarschuwde ik hem dat hij zo’n gezicht niet tegenover een jury moest trekken – niemand vindt het leuk om een standje te krijgen – maar hij deed het onwillekeurig. Dan stond hij hoofdschuddend voor de jurytribune, zijn lippen getuit als een priester of een
schooljuffrouw, met als gevolg dat ieder jurylid op voorhand
de neiging kreeg tegen hem te stemmen. Op kantoor was Logiudice een beetje een gladjanus en een slijmerd. Hij werd veel geplaagd. Niet alleen door de andere officieren van
justitie, maar door iedereen, zelfs door mensen die alleen
maar zijdelings met het kantoor te maken hadden, politiemensen, griffiers, secretaresses, mensen die gewoonlijk niet zo openlijk blijk gaven van hun minachting
voor een aanklager. Ze noemden hem Milhouse, naar een sullig figuur uit The Simpsons en verdraaiden zijn naam op allerlei manieren: LeFoolish, LeDoefus, Sid Vicious, JoDouchis en ga zo maar door. Maar ik mocht Logiudice wel. Hij was alleen maar naïef. Met de beste bedoelingen en zonder er ook maar één minuut minder om te slapen, maakte hij het leven van anderen kapot. Hij had het per slot van rekening alleen maar op de slechteriken voorzien. Dat is de drogreden van de openbaar aanklager – het zijn slechteriken omdat ik ze vervolg – en omdat Logiudice niet de eerste was die daar intrapte, vergaf ik hem zijn eigengerechtigheid. Zijn eigenaardigheden zoals die onuitspreekbare naam en zijn rare
tanden – die bij zijn collega’s op kosten van papa en mama met een dure beugel rechtgezet zouden zijn – en zelfs zijn
openlijke ambitie waren voor mij juist reden om hem te steunen. Ik zag iets in de man. De manier waarop hij onder al die afwijzing overeind bleef, hoe hij het allemaal telkens weer pikte, gaf hem een bepaalde vastberadenheid. Hij kwam duidelijk uit een arbeidersmilieu en was vastbesloten geweest ervoor te zorgen dat hij datgene kreeg wat veel anderen zomaar in de schoot geworpen hadden gekregen. Wat dat betrof, maar dan ook uitsluitend op dát punt, was hij volgens mij net als ik.

William Landay, De verdediging van Jacob, Uitgeverij The House of Books, ISBN 978 90 443 3501 9 (€ 18,95)

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Gerelateerde berichten

Type je zoekwoorden hierboven en druk op Enter om te zoeken. Druk ESC om te annuleren.

Terug naar boven